HET UNIVERSELE HUIS VAN GERECHTIGHEID
26 maart 2016

Aan de bahá’ís van de wereld

handelend onder mandaat van ‘Abdu’l-Bahá

Innig geliefde vrienden,

  1. Vandaag, bij het aanbreken van de dag, kwamen de leden van het Universele Huis van Gerechtigheid en de leden van het Internationaal Onderrichtscentrum samen in de kamer van de Meester in het huis in Bahjí om dat cruciale moment te herdenken toen de eerste van de Tafelen van het Goddelijk Plan werd geopenbaard door de pen van ‘Abdu’l-Bahá. Er werden gebeden uit deze wonderbaarlijke Tafelen opgedragen uit dank voor de roemrijke successen van het verleden. Er werd Goddelijke bijstand gezocht tot steun van de inspanningen die in het komende stadium van de ontvouwing van het Plan vereist zijn. Er werd gesmeekt om hemelse giften om nog grotere overwinningen zeker te stellen bij het aangaan van de uitdagingen van toekomstige, elkaar opvolgende stadia die reiken tot aan de randgebieden van het Gouden Tijdperk.
  2. Het Goddelijk Plan, die sublieme reeks brieven die ‘Abdu’l-Bahá tussen 26 maart 1916 en 8 maart 1917 tot de bahá’ís van Noord-Amerika richtte, vormt een van de machtige handvesten van zijn Vaders Geloof. Shoghi Effendi legt uit dat in die veertien Tafelen “het machtigste Plan ooit door de scheppende kracht van de Allergrootste Naam voortgebracht” is uiteengezet. Het wordt “voortgedreven door krachten die buiten onze macht liggen om te voorspellen of in te schatten” en “eist als toneel voor zijn uitwerking territoria verspreid over vijf continenten en de eilanden van de zeven zeeën op.” Daarbinnen bevinden zich “de zaden van de geestelijke heropleving en de ultieme verlossing.”
  3. In de Tafelen van het Goddelijk Plan voorzag ‘Abdu’l-Bahá niet slechts in de brede visie die nodig was om de verantwoordelijkheden die Bahá’u’lláh aan Zijn geliefden had toevertrouwd ten uitvoer te brengen, maar hij schetste ook geestelijke concepten en praktische strategieën om succesvol te zijn. In Zijn aansporingen om te onderrichten en te reizen om te onderrichten; om zelf op te staan of anderen als plaatsvervanger te sturen; naar alle delen van de wereld te gaan en landen en gebieden te openen, die elk nauwgezet werden genoemd; de desbetreffende talen te leren en de Heilige Teksten te vertalen en te verspreiden; de leraren van het Geloof op te leiden en met name jongeren; de massa’s te onderrichten en in het bijzonder inheemse volkeren; om sterk te staan in het Verbond en het Geloof te beschermen; en om zaden te zaaien en die te cultiveren in een proces van organische groei, treffen wij kenmerken van de gehele reeks Plannen – elk een specifiek stadium van het Goddelijk Plan gevormd door het Hoofd van het Geloof – waarvan de ontvouwing door heel het Vormende Tijdperk zal voortgaan.
  4. De eerste reactie op de Tafelen van het Goddelijk Plan bleef beperkt tot de nobele verkenningen van enkelen die, zoals de onsterfelijke Martha Root, zelfstandig opstonden. Het was Shoghi Effendi die de bahá’ís van de wereld bijstond om geleidelijk aan het belang van dit Handvest te gaan begrijpen en te leren om op systematische wijze de vereisten ervan aan te pakken. Het Plan werd bijna twintig jaar lang opgeschort terwijl het Bestuursstelsel zich vormde, waarna de gemeenschappen geduldig begeleid werden om nationale plannen uit te voeren, waaronder de twee Zevenjarenplannen in Noord-Amerika die de eerste stadia van het Goddelijk Plan vormden totdat uiteindelijk, in 1953, allen zich konden verenigen in het eerste wereldomvattende Plan: de Tienjarenkruistocht. Shoghi Effendi keek verder dan dat cruciale decennium om “de door het Universele Huis van Gerechtigheid te lanceren wereldomvattende ondernemingen, die bestemd waren om van start te gaan in toekomstige tijdvakken” van het Vormende Tijdperk, “en die symbool zullen staan voor de eenheid, en de activiteiten van deze Nationale Raden zal coördineren en verenigen.” Het Goddelijk Plan zet zich thans voort met de intensieve inspanning om een patroon te vestigen van een gemeenschapsleven dat duizenden op duizenden kan omarmen, in clusters uitgespreid over heel het oppervlak van de planeet. Laat iedere bahá’í beseffen, diepgaander dan ooit tevoren, dat de voorzieningen van het volgende stadium van het Goddelijk Plan dat is uiteengezet in onze recente boodschap aan de Conferentie van de Raadgevers, de uitdagende vereisten van de huidige tijd omvatten – zowel urgente als heilige vereisten die, wanneer deze met opoffering en volharding worden aangepakt “de komst kunnen verhaasten van dat Gouden Tijdperk dat getuige moet zijn van de verkondiging van de Allergrootste Vrede en de ontvouwing van die wereldbeschaving die de vrucht en het voornaamste doel van die Vrede is.”
  5. Hoe kunnen wij onze gevoelens van onbedwingbare liefde en grenzeloze bewondering in voldoende mate overbrengen nu wij de prestaties van de leden van uw gemeenschappen, in verleden en heden, bij het nastreven van uw heilige missie overdenken? De visie die zich voor onze ogen ontvouwt is er een van een dynamiek aan de basis, een organische bloei, een onweerstaanbare beweging die is gegroeid, soms nauwelijks waarneembaar en soms in grote golven, om uiteindelijk de gehele wereld te omvatten: door God in vervoering gebrachte minnaars die hun persoonlijke vermogens overtreffen, embryonale instellingen die leren hun krachten in te zetten voor het welzijn van de mensheid, gemeenschappen die opkomen als toevluchtsoorden en scholen waar het menselijke potentieel wordt gevoed. Wij bewijzen hulde aan het meest nederige hulpbetoon en de onafgebroken inspanningen van de toegewijde manschappen alsook aan de buitengewone prestaties van zijn helden, ridders en martelaren. In uitgestrekte continenten en op verspreid liggende eilanden, van de poolgebieden tot in de woestijnen, op bergplateaus en in laagvlakten, in drukke stadswijken en dorpen langs de rivieren en langs paden in de wildernis, hebben u en uw geestelijke voorzaten de boodschap van de Gezegende Schoonheid naar de volkeren en de naties gebracht. U heeft rust en comfort opgeofferd en uw thuis verlaten om naar onbekende landen of naar buitenposten in het vaderland te reizen. U heeft uw eigen belangen opzijgezet voor het algemeen welzijn. Wat uw middelen ook waren, u heeft opofferingsgezind uw deel van uw middelen bijgedragen. U heeft het Geloof onderricht aan menigten, aan groepen in diverse omgevingen, en aan mensen bij u thuis. U heeft zielen doen herleven en heeft hen geholpen op hun eigen pad van dienstbaarheid, verspreidde overal de bahá’í-geschriften en nam deel aan diepgaande studie van de leringen, streefde naar voortreffelijkheid op alle gebieden, betrok diverse mensen van alle standen bij gesprekken die verband houden met het zoeken naar oplossingen voor de ziekten van de mensheid en gaf een aanzet voor economische en maatschappelijke ontwikkeling. Hoewel er soms misverstanden en problemen waren heeft u elkaar vergeven en in gesloten gelid marcheerde u samen door. U heeft de structuur van het Bestuursstelsel opgericht en hield u stevig vast aan het Verbond, en u heeft daarmee het Geloof tegen elke aanslag beschermd. In uw vuur voor de Geliefde heeft u vooroordeel en vervreemding, ontbering en eenzaamheid, vervolging en gevangenschap verdragen. U verwelkomde en koesterde generaties kinderen en jongeren van wie de levenskracht van het Geloof en de toekomst van de mensheid afhangen, en heeft als beproefde veteranen gehoor gegeven aan de oproep van de Meester om te dienen tot aan uw laatste ademtocht. U heeft het verhaal van de ontvouwing van het Goddelijk Plan geschreven op de boekrol van zijn eerste eeuw. Voor u, geliefde vrienden, ligt de blanke rol van de toekomst uitgerold waarop u en uw geestelijke nazaten nieuwe en blijvende onzelfzuchtige en heroïsche daden voor de verbetering van de wereld zullen schrijven.

[Getekend: Het Universele Huis van Gerechtigheid]