HET UNIVERSELE HUIS VAN GERECHTIGHEID
3 januari 2022
Aan de leden van de Hulpraden over de hele wereld
Innig geliefde vrienden,
1. Op deze dag waarop wij met zoveel hoop hadden verwacht u allen in het Heilige Land te mogen verwelkomen voor een gezamenlijke conferentie met de leden van de Continentale Colleges van Raadgevers, voelen wij ons geroerd u te schrijven en onze droefheid te uiten over het feit dat, vanwege de omstandigheden in de wereld, deze langverwachte bijeenkomst niet heeft kunnen plaatsvinden. De gevoelens die wij persoonlijk tot u hadden willen richten, moeten wij nu van veraf overbrengen. Maar de afstand doet niets af aan de intensiteit van onze liefde voor eenieder van u.
2. Het is op de dag af honderd jaar geleden sinds de eerste openbare lezing van het Testament van ‘Abdu’l-Bahá. In dat kostbare document zette Hij de verplichtingen uiteen van de Handen van de Zaak van God, voor wier ondersteuning de Hulpraden voor Verspreiding en Bescherming oorspronkelijk in het leven waren geroepen. ‘Abdu’l-Bahá riep de Handen van de Zaak op “om de goddelijke geuren te verspreiden, de ziel van de mensen te verheffen, om leren aan te moedigen, het karakter van alle mensen te verbeteren en om, te allen tijde en onder alle omstandigheden, geheiligd en onthecht te zijn van aardse zaken.” Het lezen van deze woorden in deze tijd roept bij ons de diensten op die ieder van u in de hele bahá’í-wereld verricht. De wereldwijde bahá’í-gemeenschap is inderdaad dank verschuldigd aan het gehele Instituut van de Raadgevers, met inbegrip van allen die in de voorbije jaren hebben gediend als Continentale Raadgevers, leden van de Hulpraden en assistenten. Zonder de toewijding van zovelen zou de geweldige vooruitgang van de laatste decennia, die nu in de wereld zichtbaar is, niet hebben kunnen plaatsvinden. En een onmisbare bijdrage tot die vooruitgang is geleverd door de leiding en bemoediging van het Internationaal Onderrichtscentrum, een instituut dat alert, scherpzinnig en onvermoeibaar is.
3. U heeft inmiddels de gelegenheid gehad om kennis te nemen van de bepalingen van het Negenjarenplan en na te denken over de implicaties ervan. Het zal duidelijk zijn dat het scala aan gebieden, waarop de gelovigen binnen hun clusters gevraagd wordt dienstbaar te zijn en om de maatschappijopbouwende kracht van het Geloof in steeds grotere mate vrij te maken, is verbreed. Dienovereenkomstig is ook het scala aan zaken waaraan u serieuze aandacht moet schenken verbreed. Uw inspanningen maken integraal deel uit van het werk om capaciteit te ontwikkelen om bij te dragen aan de verschillende werkterreinen van de bahá’í-gemeenschap, en uw inspanningen maken evenzeer integraal deel uit van het helpen van de vrienden om de capaciteit die zij hebben verworven in daden om te zetten. Bij het voorzien in deze beide behoeften, en meer in het algemeen bij het vervullen van uw verantwoordelijkheden voor educatie en de verbetering van karakter, vertrouwt u natuurlijk in hoge mate op de doeltreffendheid van het instituutsproces. Vanaf zijn oprichting is het instituut een essentieel instrument geweest voor uw werk, en ook uw energieke steun is essentieel geweest voor de ontwikkeling ervan. Het doet ons dan ook veel genoegen om te zien dat uw relatie met al degenen die belast zijn met de coördinatie van de werkzaamheden van het instituut, gekenmerkt wordt door een uitgesproken en oprechte geest van samenwerking.
4. U heeft ongetwijfeld de beschrijving gelezen die wij enkele dagen geleden in onze boodschap aan de Raadgevers hebben gegeven van de wijze waarop u de vrienden moet helpen een passend antwoord te vinden op elk van de vele uitdagingen die zij bij hun activiteiten in het Plan tegenkomen. In dit opzicht zijn wij er zeker van dat u zich ervan bewust bent dat, hoe heilzaam de invloed van uw advies ook is, de invloed van uw voorbeeld nog groter zal zijn. Een opmerkelijke kracht van uw functie is dat het de gelovigen verbindt met de verschillende niveaus van het bahá’í-bestuur en de geest van samenwerking versterkt die hen bindt. U heeft de vitale taak om het bewustzijn van het doel van het bahá’í-bestuur te helpen vergroten en om te helpen bij de oprichting en het goed functioneren van nieuwe Plaatselijke Geestelijke Raden. U houdt de vrienden op de hoogte van de plannen en projecten van bahá´í-instituten die op lokaal, regionaal en nationaal niveau werkzaam zijn. Uiteindelijk versterkt u de band tussen de vrienden en het Universele Huis van Gerechtigheid door de bestudering van boodschappen die zich aandienen aan te moedigen en te leiden. De gelovigen kijken naar u voor een goed begrip van het Plan en voor een moedig voorbeeld van hoe de bepalingen ervan in praktijk gebracht moeten worden, vooral in het onderrichten van het Geloof. Uw ruime kennis van de werkelijkheid van de omstandigheden in verschillende clusters, gecombineerd met uw grondige begrip van wat nodig is om de Zaak vooruit te helpen, plaatst u in een ideale positie om doordachte, creatieve en tijdige bijdragen te leveren aan consultaties over hoe de maatschappijopbouwende kracht van het Geloof in elke omgeving vrijgemaakt kan worden.
5. Naast het voorgaande willen wij de aandacht vestigen op uw speciale rol in het bemoedigen van jongeren. Zoveel jongeren die nu overwinningen behalen voor de Zaak werden geïnspireerd door een lid van de Hulpraad of een assistent wiens enthousiaste steun en geest van toewijding hen leerde te vertrouwen op de kracht van goddelijke bekrachtiging en om moedig het strijdperk van de dienstbaarheid te betreden. Uw verantwoordelijkheden strekken zich nog verder uit tot het bevorderen van de opvoeding van kinderen en jeugd, tot de verheffing van jongeren, en tot het versterken van een patroon van gezinsleven dat generatie na generatie gewijde zielen zal voortbrengen, trouwe volgelingen van Bahá’u’lláh die de verbetering van de wereld verkozen hebben boven de bevordering van persoonlijke belangen. De jongeren die in het laatste jaar van het Negenjarenplan daden van dienstbaarheid zullen verrichten om het uiteindelijke succes ervan te verzekeren, zijn in veel gevallen de kinderen die vandaag de dag gevoed moeten worden in hun liefde voor de Gezegende Schoonheid en hun begrip van Zijn missie.
6. Geliefde vrienden, wees er in uw momenten van gebed van verzekerd dat al uw smeekbeden aan Bahá’u’lláh vergezeld gaan met onze eigen smeekbeden namens u in de Heilige Graftomben. Moge uw beweging en uw stilte geleid worden door de zachte bries van Zijn Wil, en moge Hij u de blijvende genade schenken Hem te kunnen dienen in overeenstemming met Zijn wens.
[Getekend: Het Universele Huis van Gerechtigheid]