HET UNIVERSELE HUIS VAN GERECHTIGHEID
25 november 2021

Aan de vrienden, bijeen in het Heilige Land
ter gelegenheid van de honderdjarige herdenking
van de Hemelvaart van ‘Abdu’l-Bahá

Onze harten zijn vervuld met verwondering als wij nadenken over de betekenis van deze gedenkwaardige gebeurtenis: het einde van honderd jaar na het heengaan van ‘Abdu’l-Bahá, honderd jaar na het begin van het Vormende Tijdperk van de Bahá’í-beschikking, en honderd jaar sinds het Geloof van Bahá’u’lláh werd toevertrouwd aan Zijn Bestuursstelsel, waarvan u de instellingen hier vertegenwoordigt. Hoe wonderbaarlijk is Zijn Verbond, waardoor “dit unieke, dit wonderbaarlijke Stelsel“ in uw landen tot stand is gekomen en zijn processen in werking zijn gesteld. Wij buigen het hoofd in dankbaarheid aan Bahá’u’lláh dat Hij, ondanks de talrijke en ernstige hindernissen van een wereld in beroering, voor u de deuren heeft geopend en de middelen heeft verschaft – waaronder, voor het eerst, de vertegenwoordigers van de Regional Bahá’í Councils – tijdens deze zielvervoerende dagen hier kunnen zijn.

Een periode van bijzondere potentie die in 2016 begon met de honderdjarige herdenking van de openbaring van de Tafelen van het Goddelijke Plan en waarbinnen de tweehonderdjarige herdenking van de Geboortedagen van de Tweelingmanifestaties van God vielen, loopt nu, honderd jaar na het overlijden van ‘Abdu’l-Bahá, ten einde. De vooruitgang die de bahá’í-gemeenschap in deze periode heeft geboekt, is niet minder dan buitengewoon geweest. Deze heeft de gelovigen overal voorbereid om te voldoen aan de eisen en vereisten van de volgende fase van ‘Abdu’l-Bahá’s Goddelijke Plan, die slechts enkele maanden vanaf nu zal beginnen en negen jaar zal duren. De versnellende neergang van de huidige sociale orde en de groeiende behoefte aan opbouwende processen die zullen leiden tot de verschijning van een nieuwe wereldwijde samenleving, worden met de dag duidelijker. Een eeuw nadat de Meester aan de volgelingen van de Grootste Naam een document heeft nagelaten dat onschatbare elementen bevat voor de opbouw van een goddelijke beschaving, worden wij herinnerd aan de woorden van de geliefde Behoeder: “De voorvechters van Bahá’u’lláh’s opkomende Wereldorde moeten grotere hoogten van heldenmoed bereiken naarmate de mensheid zich in grotere diepten van wanhoop, ontaarding, tweedracht en leed stort.”

Geliefde vrienden, op deze Dag van het Verbond kijken wij allen naar het Middelpunt ervan en herinneren wij ons het leven en de Persoon van ‘Abdu’l-Bahá, een Figuur wiens wezen zelf de belichaming was van het Verbond, dat scharnierpunt van eenheid voor de gehele mensheid, dat de vele volkeren van de aarde samenbindt. ‘Abdu’l-Bahá, dat Mysterie van God, “een teken van Zijn grootheid”, en “de meest volmaakte gunst”, die gekoesterd wordt in het zuivere hart van ontelbare kinderen, jongeren en volwassenen, waakt voor zeker over Zijn geliefden en staat hen bij, en laat voor altijd zijn oog van bescherming op hen rusten. In deze onzekere tijden wenden de vrienden zich met hoop en verlangen tot ‘Abdu’l-Bahá, die “schuilplaats voor de gehele mensheid”, “een schild voor allen die in de hemel en op aarde zijn”, en smeken om zijn bijstand uit de rijken in den hoge als zij zich inspannen om zijn voorbeeld te volgen op het pad van dienstbaarheid. Gedurende de komende dagen, wanneer de gedachten van de gelovigen over de hele wereld gericht zijn op “dit heilige en glorierijke Wezen”, hebt u de zegen en het voorrecht om Hem namens uw gemeenschappen eer te bewijzen op diezelfde plaatsen waar Hij dag en nacht heeft gewerkt voor de bevordering van de Zaak van God en voor de verbetering van de mensheid.

Morgenavond, aan de vooravond van de honderdste herdenking van zijn heengaan, zullen wij zijn dierbaren over de gehele wereld in ons hart sluiten als we bidden in de heilige kamer waar de laatste momenten van zijn aardse leven werden doorgebracht. Wij zullen vurig smeken dat de genezende boodschap waarvoor ‘Abdu’l-Bahá leefde en zijn alles opofferde, spoedig een thuis mag vinden in de harten en zielen van de gehele mensheid en dat de inspanningen van de vrienden van God om dit doel te bereiken aanvaardbaar mogen zijn in Zijn ogen.

[Getekend: Het Universele Huis van Gerechtigheid]