HET UNIVERSELE HUIS VAN GERECHTIGHEID
25 november 2020
Aan de bahá’ís van de wereld
Innig geliefde vrienden,
1. Wij begroeten u met immense genegenheid op deze bijzondere dag, een gelegenheid om de kracht van het Verbond in herinnering te roepen, die kracht die “in het lichaam van de vergankelijke wereld pulseert” en duurzame liefdesbanden onder de gelovigen smeedt. Vanaf de maanden na Riḍván zien wij de bewijzen van deze dynamische kracht in de verenigde activiteit van Bahá’u’lláh’s volgelingen, zo kundig geleid door de instellingen van de Zaak in elk continent en land, nu de vrienden overal met kenmerkende creativiteit en vastberadenheid zich inzetten om de noden van een zieke wereld te lenigen. Uw veerkracht en uw onwrikbare inzet voor het welzijn van de mensen om u heen, volhardend onder alle moeilijkheden, hebben ons vervuld met enorme hoop. Maar het wekt geen verbazing dat hoop in sommige andere kringen een uitgeputte bron is geworden. De mensen in de wereld zijn zich er steeds meer van bewust dat de komende decennia uitdagingen met zich mee zullen brengen die tot de meest schrikwekkende behoren die de mensenfamilie ooit heeft moeten aangaan. De huidige wereldwijde gezondheidscrisis is slechts één van die uitdagingen, waarvan de uiteindelijke hevigheid van de schade, zowel voor levens als voor middelen van bestaan, nog onbekend is; uw inspanningen om elkaar en uw zusters en broeders in de samenleving als geheel te helpen en te steunen zullen zeker moeten worden voortgezet, en in sommige plaatsen uitgebreid.
2. Het is tegen deze achtergrond van razende stormen die de mensheid teisteren dat de ark van de Zaak op het punt staat met een reeks plannen te beginnen die hem tot in de derde eeuw van het Bahá’í-tijdperk zal brengen en het vermogen van de bahá’í-gemeenschap om de maatschappijopbouwende krachten van het Geloof te realiseren aanzienlijk zal versterken. Zoals u weet zal het eerste Plan waarmee deze nieuwe reeks begint slechts één jaar duren. Op plaatsen waar nationale gemeenschappen door omstandigheden niet in staat zijn om vóór Riḍván 2021 zoveel intensieve groeiprogramma’s op te zetten als zij van plan waren, zullen deze twaalf maanden hen de tijd geven om dit te doen. In de tussentijd zal het jaar, daar waar het groeiproces al is geïntensiveerd, een gelegenheid zijn om dat wat bereikt is in het huidige Plan te consolideren en tegelijkertijd de voorwaarden te cultiveren die nodig zijn om steeds grotere aantallen zielen te verwelkomen in de omarming van een gemeenschap, die erkend wordt om haar standvastigheid en naar buiten gerichte oriëntatie. Op nationaal, regionaal en clusterniveau kijken we naar gemeenschappen die hun kracht hebben bewezen om diegenen te helpen die minder ervaring hebben opgedaan. In deze één jaar lange inspanning moet elke gemeenschap gebruik maken van het nog onbenutte potentieel dat zij bezit en proberen de obstakels te overwinnen die haar groei belemmeren, om haar zo voor te bereiden op de vereisten die komen gaan. Want het is binnen de context van een bloeiende gemeenschap, in het bijzonder een kern van intensieve activiteit in een dorp of buurt, en wanneer elk element van het raamwerk van het Plan de vereiste aandacht krijgt, dat die elementen het meest zichtbaar samenhangen en met elkaar verbonden zijn, waardoor de krachten van de gemeenschap in het veld van actie worden verveelvoudigd.
3. Het komende Plan voorziet niet alleen in vooruitgang binnen clusters wereldwijd, maar zal ook een jaar zijn voor diepgaande reflectie over het leven van ‘Abdu’l-Bahá en de kracht van het Verbond waarvan Hij het Middelpunt was, terwijl de gemeenschap zich voorbereidt op de honderdjarige herdenking van Zijn Hemelvaart. De inachtneming van deze gedenkdag zal ongetwijfeld zowel individuen als gemeenschappen aanzetten tot nadenken over de betekenis van dat oneindig aangrijpende moment waarop Hij, die het Mysterie van God was, deze wereld verliet. Zijn heengaan nam bij de bahá’ís van die tijd een Personage weg die het voorwerp was van hun vurige liefde en trouw; voor de getrouwen van deze tijd blijft Hij zonder weerga: een volmaakte belichaming in woord en daad van alles wat Zijn Vader onderwees, degene door wie het Verbond van Bahá’u’lláh werd “verkondigd, verdedigd en aangetoond”. Wij zijn ons ervan bewust dat in het komende jaar het ook een eeuw geleden zal zijn dat Zijn Testament – dat “gedenkwaardige”, “historische”, “onvergankelijke” document – de Bestuursorde “in het leven heeft geroepen, de kenmerken ervan heeft geschetst en de processen ervan in gang heeft gezet”, een Orde die “het patroon zelf is van die goddelijke beschaving die de almachtige Wet van Bahá’u’lláh op aarde zal vestigen”. Deze “unieke” en “goddelijk ontworpen” Orde, deze “machtige bestuurlijke structuur”, was door haar Architect ontworpen om het Verbond te bestendigen en de geestelijke krachten van de Zaak te kanaliseren. Het zal dus duidelijk zijn dat de Dag van het Verbond volgend jaar, over precies twaalf maanden, bijzonder betekenisvol zal zijn. We vragen de Nationale Geestelijke Raden om te bepalen hoe deze twee dagen, die zo dicht bij elkaar liggen, elk in acht kunnen worden genomen, rekening houdend met de heersende omstandigheden in hun land.
4. Ondertussen worden in het Heilige Land de voorbereidingen serieus voortgezet voor de honderdjarige herdenking van de Hemelvaart van ‘Abdu’l-Bahá in een bijeenkomst waar, naar wij hopen, vertegenwoordigers van Nationale Geestelijke Raden en Regional Bahá’í Councils aanwezig zullen zijn. Ook worden er al plannen gemaakt voor de conferentie van de Continentale Colleges van Raadgevers en Hulpraadsleden, die in januari 2022 zal samenvallen met het verstrijken van honderd jaar sinds de eerste lezing in het openbaar van het Testament van de Meester. De omstandigheden in de wereld kunnen natuurlijk vereisen dat de plannen voor deze bijeenkomsten in het Bahá’í-wereldcentrum veranderen. Maar wat er ook gebeurt, wij twijfelen er niet aan dat de inspanningen die wereldwijd in de plaatselijke gemeenschappen worden geleverd om in dit komende honderdste gedenkjaar de Hemelvaart van ‘Abdu’l-Bahá op gepaste wijze te herdenken en de Dag van het Verbond te eren, de impuls zullen geven die nodig is om de volgende fase van Gods Kleine Plan te lanceren, terwijl de Voorzienigheid de ontvouwing van Zijn Grote Plan voortstuwt volgens Zijn onbetwistbare bevel.
5. De stuwkracht die zeker zal worden opgebouwd met elke opeenvolgende cyclus van het Eénjarige Plan, zal verder worden vergroot door het uitbrengen van twee films. De eerste, die op tijd voor de honderdjarige herdenking beschikbaar zal komen, zal een portret van de Persoon van ‘Abdu’l-Bahá zijn. Behalve een eerbetoon aan Zijn leven en werk, zal het laten zien hoe Hij, door het verdedigen van het één-zijn van de mensheid door middel van Zijn woorden en daden, de verouderde aannames en vooroordelen van de tijd uitdaagde, en een stimulans gaf aan een proces van eenwording dat tot op de dag van vandaag voortduurt. In een tweede film, kort volgend op de eerste, zal worden stilgestaan bij het verstrijken van de eerste honderd jaar van het Vormende Tijdperk, vanuit de hoge uitkijk waarnaar de bahá’í-gemeenschap is geklommen, en van waaruit zij nu kan blikken op nieuwe horizonten.
6. De betekenis van de gelegenheden die tijdens het Eénjarige Plan worden gemarkeerd, zal aan het Plan een uniek karakter geven, dat het werk dat in clusters wordt verricht zal versterken en maakt dat dit ene jaar de ideale voorbereiding zal zijn voor de wereldwijde inspanningen die zullen volgen. Met vreugdevolle verwachting kondigen we aan dat de bahá’í-wereld met Riḍván 2022 aan een Negenjarenplan zal beginnen. De vereisten en bepalingen ervan zullen op een later tijdstip worden uiteengezet, maar de duur ervan geeft al een onmiskenbare indicatie van het uitgestrekte vooruitzicht dat het zal bieden. Als God het wil, zal het worden ingeluid door het bijeenroepen van een reeks conferenties die over een periode van enkele maanden over de hele wereld zullen worden gehouden.
7. Dit is, voor zover te voorzien, de koers die de bahá’í-gemeenschap zal trachten te volgen. Voor dit moment vragen we u met klem uw energie te hernieuwen, met aanhoudende focus op de missie die direct voor u ligt. Het doet ons bijzonder genoegen de zekere kalmte te zien waarmee de gemeenschap van de Grootste Naam onder alle omstandigheden het goddelijke geneesmiddel tracht aan te bieden, vooral in deze periode waarin de gevestigde levenspatronen van de maatschappij zijn verstoord en velen met verschillende soorten gevaren worden geconfronteerd. Bovendien moeten de vrienden zich ertegen wapenen te worden meegesleept in de uiteindelijk zinloze onenigheid en strijd die zo kenmerkend zijn voor een groot deel van de discussies over maatschappelijke zaken, of – wat God verhoede – dit soort interacties te laten doordringen, al was het maar vluchtig, in de gesprekken van de gemeenschap. Toch moet een dergelijke waakzaamheid van uw kant om onenigheid te vermijden en om niet verstrikt te raken in de controverses van de maatschappij, in geen geval worden opgevat als afstandelijkheid van de vele dringende zorgen van deze tijd. Verre van dat. U behoort tot de meest actieve en serieuze mensen die de mensheid een warm hart toedragen. Maar, of het nu door daden of door woorden is, de waarde van uw bijdragen aan het maatschappelijk welzijn ligt in de eerste plaats in uw vastberaden inzet om dat kostbare punt van eenheid te ontdekken waar contrasterende perspectieven elkaar overlappen en waaromheen strijdende volken zich kunnen verenigen.
8. Er resteren nog minder dan twee volledige cycli van het huidige Vijfjarenplan, sterker nog, van de huidige serie Plannen die in 1996 werden ingeluid. In deze laatste maanden zullen we zeker in onze smeekbeden bij de Heilige Drempel vurig namens u bidden. Moge u erin slagen om hoop te geven aan hen die niet weten waar ze die kunnen vinden in een wereld die gedesoriënteerd en op drift is, en waarin de eenheid die u zo opmerkelijk tentoonspreidt door uw uit het hart beloofde toewijding aan het Verbond, ernstig ontbreekt.
[Getekend: Het Universele Huis van Gerechtigheid]