Tafel nr. 40: de Geboorte van de Báb
In naam van Degene, geboren op deze dag. Hij die God heeft gemaakt tot de
Heraut van Zijn Naam, de Almachtige, de Liefdevolle!
1. Dit is een Tafel waarin Wij ons hebben gericht tot die nacht waarin de hemelen en de aarde verlicht werden door een Licht dat zijn luister over de gehele schepping uitstort.
2. Gezegend zijt gij, o nacht! Want door u is de Dag van God voortgebracht, een Dag waarvan Wij hebben beschikt dat deze de lamp van verlossing voor de bewoners van de steden van namen is, de kelk van overwinning voor de voorvechters van de arena’s van eeuwigheid en de dageraadsplaats van vreugde en vervoering voor de gehele schepping.
3. Onmetelijk verheven is God, de Maker van de hemelen, die ervoor heeft gezorgd dat op deze Dag die Naam is uitgesproken waardoor de sluiers van ijdele waan vaneen werden gescheurd, de nevelen van nutteloze verbeelding uiteengedreven en Zijn naam “de Bij-zich-bestaande” daagde boven de horizon van zekerheid. Door U is de uitgelezen wijn van eeuwigdurend leven ontzegeld, zijn de deuren van kennis en uiting voor de volkeren der aarde ontgrendeld en hebben de ademtochten van de Albarmhartige zich over elk gebied verspreid. Alle glorie komt toe aan dat uur waarin de Schat van God, de Almachtige, de Alwetende, de Alwijze, is verschenen!
4. O schare van hemel en aarde! Dit is die eerste nacht, welke God tot een voorteken heeft gemaakt van die tweede nacht waarin Hij werd geboren die door geen enkele lof op passende wijze kan worden verheerlijkt en door geen enkele eigenschap kan worden beschreven. Wel ga het hem die hen beiden overdenkt: Waarlijk, hij zal ontdekken dat hun uiterlijke werkelijkheid overeenkomt met hun innerlijke essentie, en zal vertrouwd raken met de goddelijke mysteriën die besloten liggen in deze Openbaring, een Openbaring waardoor de fundamenten van misvattingen zijn gaan wankelen, de waandenkbeelden van bijgeloof zijn verbrijzeld en de banier is ontvouwd welke verkondigt, “Geen God is er dan Hij, de Krachtige, de Verhevene, de Onvergelijkelijke, de Beschermer, de Machtige, de Onbereikbare”.
5. In deze nacht werd de geur van nabijheid verspreid, de poorten van hereniging aan het einde der dagen werden opengezwaaid en al het geschapene werd bewogen om uit te roepen: “Het Koninkrijk is van God, de Heer van alle namen, die gekomen is met wereldomvattende soevereiniteit!” In deze nacht verheerlijkte de Schare in den hoge de lof van hun Heer, de Verhevene, de Meest Glorierijke, en de wezenlijkheden van de goddelijke namen roemden Hem die de Koning is van het begin en het einde van deze Openbaring. Een Openbaring door welks macht de bergen zich naar Hem hebben gehaast die de Altoereikende is, de Meest Verhevene, en de harten zich hebben gekeerd naar het aangezicht van hun Meest Geliefde, en de bladeren in beweging zijn gebracht door de winden van verlangen, en de bomen hun stem hebben verheven in vreugdevol antwoord op de roep van Hem die de Onbeperkte is, en de hele aarde van verlangen heeft gebeefd in haar wens om hereniging met de Eeuwige Koning te bereiken, en alle dingen nieuw werden gemaakt door dat verborgen Woord dat is verschenen in deze machtige Naam.
6. O nacht van de Almilddadige! Waarlijk, in u aanschouwen Wij het Moederboek. Is het in waarheid een Boek of veeleer een voortgebrachte loot? Neen, bij Mijzelf! Zulke woorden behoren tot het koninkrijk van namen, terwijl God dit Boek boven alle namen heeft geheiligd. Waardoor het verborgen Geheim en het gekoesterde Mysterie geopenbaard werden. Neen, bij Mijn leven! Al dat genoemd is behoort tot het koninkrijk van eigenschappen, terwijl het Moederboek hier volledig boven staat. Hierdoor zijn de manifestaties “Er is geen God dan God” boven hen allen verschenen. Neen, alhoewel deze dingen aan alle mensen zijn verkondigd, oordeelt uw Heer dat niets dan Zijn oor in staat is die te horen. Gezegend zijn zij die overtuigd zijn!
7. Waarop de Pen van de Allerhoogste verbijsterd uitriep: “O Gij die verheven is boven alle namen! Ik zweer bij Uw macht die de hemelen en de aarde omvat om mij te ontheffen van het U noemen, daar ik zelf in het leven ben geroepen krachtens Uw scheppend vermogen. Hoe dan kan ik verhalen hetgeen al het geschapene niet bij machte is te beschrijven? En toch, ik zweer bij Uw glorie, zou ik datgene verkondigen waarmee Gij mij bezield hebt, dan zou de gehele schepping van vreugde en extase sterven. Hoeveel temeer dan zou zij overweldigd worden wanneer zij zich bevond voor de golven van de oceaan van Uw uiting op deze stralende, meest verheven en bovenaardse Plek! O Heer, onthef deze haperende Pen van het verheerlijken van een zo verheven status en wees barmhartig met mij, O mijn Bezitter en mijn Koning. Veronachtzaam dan mijn overtredingen in Uw tegenwoordigheid. Gij, waarlijk, zijt de Heer van overvloed, de Almachtige, de Immervergevende, de Grootmoedigste.”
(Ayyám-i-Tis‘ih, blz. 12-15)
Tafel nr. 43: de Geboorte van Bahá’u’lláh
Hij is de Heiligste, de Verhevenste, de Allergrootste.
1. Het Feest van de Geboortedag is gekomen en Hij die de Schoonheid is van God, de Almachtige, de Onweerstaanbare, de Liefderijke, heeft Zijn troon bestegen. Wel ga het degene die in deze Dag Zijn tegenwoordigheid heeft bereikt en op wie de blik van God, de Helper in nood, de Bij-zich-bestaande, is gericht. Zeg: Wij hebben dit Feest gevierd in de Allergrootste Gevangenis in een tijd dat de koningen der aarde tegen Ons opstonden. Toch kan het overwicht van de onderdrukker Ons nooit dwarsbomen, noch kunnen de heerscharen der wereld Ons ontstellen. Hiervan getuigt de Albarmhartige in deze meest verheven rang.
2. Zeg: Zal de essentie van zekerheid ontsteld zijn ten aanzien van het tumult van de volkeren der wereld? Neen, bij Zijn Schoonheid, die zijn pracht uitstort over al dat is geweest en al dat zal zijn! Dit is, waarlijk, die majesteit van de Heer die de gehele schepping omvat, en dit is Zijn bovenzinnelijke kracht waarvan allen die zien en alles dat wordt gezien doordrongen zijn. Grijp het koord van Zijn soevereine macht stevig vast en maak melding van uw Heer, de Onbeperkte, in dit ochtendgloren welks licht elk verborgen geheim heeft blootgelegd. Aldus heeft de tong van de Aloude van Dagen gesproken op deze Dag waarin de uitgelezen wijn werd ontzegeld. Wees waakzaam opdat de ijdele verbeeldingen van hen die God hebben verloochend u niet verontrusten of dat hun ijdele waan u afhoudt van dit uitgespreide pad.
3. O volk van Bahá! Stijg met de vleugels van onthechting op in de atmosfeer van de liefde van uw Heer, de Albarmhartige. Sta op om Hem te doen zegevieren, zoals bevolen in de Welbewaarde Tafel. Hoed u, dat gij niet twist met iemand van Mijn dienaren. Schenk hen de zoete geuren van God en Zijn heilige uitingen, want door de kracht daarvan wordt het alle mensen mogelijk gemaakt zich tot Hem te keren. Zij die in deze Dag achteloos blijven aangaande God hebben zich in werkelijkheid verloren in de roes van hun eigen verlangens en bemerken het niet. Wel gaat het degene die met nederigheid en ootmoed zijn gelaat heeft gewend naar de Dageraad van de verzen van zijn Heer.
4. Het past u om op te staan en de mensen bekend te maken met hetgeen is neergezonden in het Boek van hun Heer, de Almachtige, de Onbeperkte. Zeg: Vreest gij God en schenk geen aandacht aan de nutteloze verbeeldingen van hen die de paden van twijfel en onrecht bewandelen. Keer u met stralend hart naar de troon van uw Heer, de Bezitter van alle namen. Voorwaar, Hij zal u helpen door de kracht van waarheid. Geen God is er dan Hij, de Almachtige, de Milddadigste.
5. Zou u zich spoeden naar een kleine vijver terwijl de Allergrootste Oceaan zich voor uw ogen uitstrekt? Keer u zich hier volledig naar en treed niet in de voetsporen van elke trouweloze bedrieger. Aldus zingt de Vogel van Eeuwigheid op de takken van Onze goddelijke Lotusboom. Bij God! Een enkele van zijn melodieën voldoet om de Schare in den hoge in vervoering te brengen, en buiten hen de bewoners van de steden van namen, en buiten hen diegenen die in de morgenstond en avondstond rond Zijn Troon cirkelen.
6. Aldus zijn de stromen van uiting neergeregend vanuit de hemel van de wil van uw Heer, de Albarmhartige. Komt deze nader, o mensen, en neemt afstand van hen die vruchteloos de verzen die God heeft geopenbaard betwisten, en die geen geloof hebben gehecht aan hun Heer toen Hij verscheen, bekleed met bewijs en getuigenis.
(Ayyám-i-Tis‘ih, blz. 45-47)
Tafel nr. 45: de Geboorte van Bahá’u’lláh
Hij is de Heiligste, de Allergrootste.
1. Dit is de maand waarin Hij is geboren die de Grootste Naam draagt, Wiens verschijning de ledematen der mensheid heeft doen beven en het stof van Wiens voetstappen de Schare in den hoge en de bewoners van de steden van namen ter zegening opzochten. Waarop zij God loofden en juichten in vreugde en vervoering. Bij God! Dit is de maand waardoor alle andere maanden zijn verlicht, de maand waarin Hij die het verborgen Geheim en de welbewaarde Schat is werd geopenbaard en te midden van de gehele mensheid luide heeft geroepen. Alle heerschappij behoort aan dit pasgeboren Kind door Wie het gelaat van schepping in een glimlach werd gehuld, en de bomen hebben gewuifd, en de oceanen zijn aangezwollen, en de bergen vlucht hebben genomen, en het Paradijs zijn stem heeft verheven, en de Rots heeft geroepen, en alle dingen hebben verkondigd, “O schare van schepping! Haast u naar de dageraadsplaats van het aangezicht van uw Heer, de Barmhartige, de Meedogende!”
2. Dit is de maand waarin het Paradijs zelf was uitgedost met de pracht van het aangezicht van zijn Heer, de Albarmhartige, en de hemelse Nachtegaal zijn melodie heeft gezongen op de Goddelijke Lotusboom, en het hart van de bevoorrechten met verrukking werd vervuld. Maar helaas zijn de mensen grotendeels achteloos. Gezegend zij degene die Hem heeft erkend en hetgeen in de Boeken van God, de Almachtige, de Algeprezene beloofd was kon bevatten; en wee degene die zich heeft afgekeerd van de Ene op Wie de Scharen in den hoge hun blik hebben gericht, Hem die iedere weerspannige ongelovige heeft verbijsterd.
3. Zodra u deze Tafel heeft ontvangen, hef hem dan aan in de zoetste melodieën en zeg: Lof zij U, O mijn meest barmhartige Heer, voor het mij gedenken in deze Tafel waardoor de geur van het kleed van Uw Kennis werd verspreid en die de oceanen van Uw genade deed aanzwellen. Ik getuig dat Gij machtig zijt te doen naar Uw behagen. Geen God is er dan Gij, de Almachtige, de Alwetende, de Alwijze.
(Má’idiy-i-Ásmání, deel 4, blz. 342)