HET UNIVERSELE HUIS VAN GERECHTIGHEID
oktober 2017

Aan allen die de Heerlijkheid van God huldigen

Innig geliefde vrienden,

  1. Wij verkondigen deze heilzame waarheid: dat de volkeren der aarde nooit door hun God vergeten zijn. Die onkenbare Werkelijkheid heeft in ieder tijdperk van de geschiedenis de poorten van genade voor de wereld geopend door een Afgezant te sturen die belast was met het bieden van de morele en geestelijke stimulans die mensen nodig hebben om samen te werken en vooruit te gaan. De namen van veel van deze grote Lichten voor de mensheid zijn verloren gegaan. Maar sommige lichten op uit de annalen van het verleden omdat zij een radicale verandering in denken hebben teweeggebracht, de bewaarplaatsen van kennis hebben ontsloten, en het opkomen van beschavingen in gang hebben gezet, en Hun namen worden nog altijd geëerd en geprezen. Ieder van deze geestelijke en maatschappelijke visionairs, deze smetteloze spiegels van deugd, heeft leringen en waarheden uiteengezet die een oplossing boden voor de dringende noden van dat tijdperk. Nu de wereld voor de urgentste uitdagingen ooit staat, begroeten wij met hoogachting Bahá’u’lláh, die tweehonderd jaar geleden geboren werd, als een van die Personen – sterker nog, als Degene Wiens leringen die reeds lang beloofde tijd dat de gehele mensheid in vrede en eenheid met elkaar zal samenleven zullen inluiden.
  2. Bahá’u’lláh werd vanaf Zijn vroege jeugd door degenen die Hem kenden al gezien als drager van een bijzondere lotsbestemming. Hij was gezegend met het karakter van een heilige en met een ongewone wijsheid, en leek aangeraakt door een vriendelijk hemels licht. Hij heeft echter veertig jaar lijden moeten doorstaan, met opeenvolgende verbanningen en opsluitingen op bevel van twee despotische vorsten, campagnes om Zijn naam te belasteren en Zijn volgelingen te verketteren, persoonlijk geweld tegen Hem, schandelijke aanslagen op Zijn leven – die hij stuk voor stuk, vanuit een oneindige liefde voor de mensheid, bereid was te dragen, stralend en verdraagzaam, en met mededogen voor Zijn kwelgeesten. Hij bleef zelfs onverstoord toen al Zijn wereldse goederen werden onteigend. Een toeschouwer zou zich kunnen afvragen waarom Iemand Wiens liefde voor anderen zo volmaakt was, tot doelwit van dergelijke vijandigheid werd, daar Hij overigens alom het voorwerp van lof en bewondering was, beroemd om Zijn liefdadigheid en verhevenheid, en alle aanspraak op politieke macht had verworpen. Voor iedereen die bekend is met het patroon van de geschiedenis, is de oorzaak van Zijn beproevingen natuurlijk onmiskenbaar. Wanneer er een profetisch Persoon in de wereld verschijnt, geeft dat steevast aanleiding tot wrede tegenstand van degenen die de macht hebben. Maar het licht van waarheid laat zich niet doven. En daarom treft men in het leven van deze onkenbare Wezens opoffering, heldendom en, wat er ook gebeurt, daden die Hun woorden illustreren. Dit blijkt ook duidelijk uit iedere fase van het leven van Bahá’u’lláh. Ondanks alle ontbering is Hij nooit tot zwijgen gebracht, en Zijn woorden hebben hun overtuigingskracht behouden – woorden waar inzicht in weerklinkt, die de diagnose geven van de kwalen van de wereld en de remedie voorschrijven; woorden met de autoriteit van gerechtigheid waarmee koningen en heersers worden gewaarschuwd voor krachten die hen uiteindelijk van hun troon zouden stoten; woorden die de ziel in vervoering brengen, ontzag inboezemen en herscheppen, en overtuigen van de noodzaak zich te bevrijden van de voetangels en klemmen van eigenbelang; en woorden die helder, treffend en nadrukkelijk zijn: “Deze kennis is niet van Mij, maar van God.” Moet men zich bij het bezien van een dergelijke leven dan niet afvragen: als dit niet van God komt, wat is er dan wél aantoonbaar van God?
  3. De volmaakte Opvoeders die in de loop van de geschiedenis de wereld hebben verlicht, hebben een rijkdom aan heilige woorden nagelaten. De woorden die als een rivier uit de pen van Bahá’u’lláh vloeiden, bevatten geschenken van een sublieme aard en van een enorme reikwijdte. Het gebeurt vaak dat iemand die met Zijn Openbaring in aanraking komt, in eerste instantie wordt geraakt door de gebeden van onovertroffen schoonheid, die het verlangen van de ziel om zijn Maker passend te aanbidden vervullen. Dieper in de oceaan van Zijn woorden ontdekt men de wetten en morele geboden om de menselijke geest te bevrijden van de tirannie van wereldse neigingen die zijn ware roeping onwaardig zijn. Daar treft men ook de blijvende idealen in het licht waarvan ouders hun kinderen kunnen opvoeden niet enkel naar hun eigen evenbeeld, maar met verhevener aspiraties. Er staan ook toelichtingen in die aantonen dat de hand van God aan het werk is in de menselijke geschiedenis langs het slingerende pad door de stadia van stammen en naties naar hogere vormen van eenheid. Er wordt duidelijk gemaakt dat de verschillende godsdiensten van de wereld één enkele onderliggende waarheid tot uitdrukking brengen, dat ze aan elkaar verwant zijn door een gezamenlijke oorsprong, evenals door een gemeenschappelijk doel: het transformeren van het innerlijke leven en de uiterlijke omstandigheden van de mensheid. Bahá’u’lláh ’s leringen bevestigen de verheven staat van de menselijke geest. De samenleving die Hij voorziet, is er een die deze verhevenheid waardig is en gebaseerd is op beginselen die deze beschermen en versterken. Hij plaatst de eenheid van de mensenfamilie centraal in het collectieve leven; de gelijkwaardigheid van man en vrouw houdt Hij ondubbelzinnig staande. Hij verenigt de schijnbaar tegenstrijdige krachten van onze tijd: godsdienst en wetenschap, eenheid en verscheidenheid, vrijheid en orde, persoonlijke rechten en maatschappelijke verantwoordelijkheden. Een van Zijn grootste geschenken is gerechtigheid, die zichtbaar wordt in instellingen die begaan zijn met de vooruitgang en ontwikkeling van alle volkeren. Hij heeft, in Zijn eigen woorden, “al datgene wat de oorzaak is geweest van strijd en onheil onder de mensenkinderen, uit de bladzijden van Gods heilig Boek uitgewist” en, tegelijkertijd, “de essentiële vereisten voor eendracht, begrip en voor volledige en blijvende eenheid neergelegd”. Moet men zich dan niet afvragen wat een passende reactie is op dergelijke geschenken?
  4. “Het is de plicht van iedere zoeker zich op te maken om te trachten de kusten van deze oceaan te bereiken,” stelt Bahá’u’lláh. De geestelijke leringen die opeenvolgende Boodschappers door de eeuwen heen gebracht hebben, hebben vorm gekregen in religieuze systemen die na verloop van tijd vermengd zijn geraakt met culturele aspecten en beladen zijn met kunstmatige dogma’s. Maar als je verder kijkt wordt duidelijk dat de oorspronkelijke leringen de bron zijn geweest van die universele waarden waardoor verschillende volkeren eenzelfde doel hebben gevonden, en die het morele besef van de mensheid hebben gevormd. In de hedendaagse samenleving heeft godsdienst veel aanzien verloren, en dat is ook wel begrijpelijk. Als uit naam van godsdienst haat en strijd wordt gezaaid, kun je het beter zonder stellen. Ware religie valt echter te herkennen aan wat ze voortbrengt – de mate waarin ze inspireert, transformeert, samenbrengt, en vrede en voorspoed bevordert. Ze is in overeenstemming met rationeel denken. En ze is van wezenlijk belang voor maatschappelijke vooruitgang. Het Geloof van Bahá’u’lláh traint personen en gemeenschappen in een methode om te handelen vanuit reflectie, en op deze manier worden er geleidelijk aan inzichten opgebouwd over doeltreffende manieren om aan de verbetering van de maatschappij te werken. Bahá’u’lláh veroordeelt pogingen tot maatschappelijke verandering door politieke intrige, rebellie, kwaadspreken over bepaalde groepen en openlijk conflict, omdat die er slechts toe leiden dat cycli van strijd elkaar blijven opvolgen, terwijl blijvende oplossingen uitblijven. Hij pleit voor middelen van een geheel andere aard. Hij vraagt om goede daden, vriendelijke woorden en rechtschapen gedrag; Hij gebiedt dienstbaarheid aan anderen en actieve samenwerking. Ook roept Hij ieder lid van de mensheid op voor de taak van het bouwen van een wereldbeschaving die gebaseerd is op de goddelijke leringen. Moet men zich bij het overdenken van de uitgestrektheid van Zijn visie dan niet afvragen op welk fundament de mensheid redelijkerwijs hoop voor de toekomst kan bouwen, anders dan hierop?
  5. In alle landstreken zijn degenen die zijn aangetrokken tot de boodschap van Bahá’u’lláh en Zijn visie zijn toegewijd, systematisch aan het leren hoe zij Zijn leringen ten uitvoer kunnen brengen. Scharen jongeren worden zich steeds meer bewust van hun geestelijke identiteit en richten hun energie op de vooruitgang van hun maatschappelijke omgeving. Mensen met uiteenlopende inzichten komen erachter hoe je geschillen en het opleggen van gezag kunt vervangen door consultatie en het gezamenlijk zoeken naar oplossingen. Mensen van alle rassen, godsdiensten, nationaliteiten en klassen vinden elkaar in een visie op de mensheid als één volk en de aarde als één land. Velen die langdurig hebben geleden vinden hun stem en nemen het voortouw in hun eigen ontwikkeling, vindingrijk en veerkrachtig. In dorpen, buurten en in kleine en grote steden ontstaan instellingen, gemeenschappen en personen, die zich samen inspannen voor de verschijning van een verenigde en welvarende wereld die het met recht zou verdienen het koninkrijk van God op aarde genoemd te worden. Nu het tweehonderd jaar geleden is dat Bahá’u’lláh is verschenen, proberen de velen die deel uitmaken van deze onderneming in contact te komen met de mensen om hen heen, met deze eenvoudige uitnodiging: grijp deze gelegenheid aan om erachter te komen wie Hij was en waar Hij voor staat. Probeer de remedie die Hij heeft voorgeschreven eens uit. Zijn komst levert het stellige bewijs dat de mens, die door talloze gevaren bedreigd wordt, niet vergeten is. Als zoveel welwillende mensen over de hele wereld God al zo lang smeken om een oplossing voor de problemen die hen belagen in hun gemeenschappelijke vaderland, is het dan zo verwonderlijk dat Hij hun gebeden zou hebben verhoord?

[Getekend: Het Universele Huis van Gerechtigheid]