HET UNIVERSELE HUIS VAN GERECHTIGHEID

5 december 2013

Aan de bahá’ís overal ter wereld

Innig geliefde vrienden,

  1. Toen Hij, vandaag precies 100 jaar geleden, arriveerde in het Heilige Land, bij de beëindiging van Zijn “baanbrekende reizen” naar Egypte en het Westen, vermeed ‘Abdu’l-Bahá elk ceremonieel of ophef zoals Hij dat ook bij Zijn vertrek had gedaan. Maar tussen Zijn vertrek en Zijn terugkeer had zich in de geschiedenis van het Bahá’í-geloof een kenmerkende periode ontvouwen – in de woorden van Shoghi Effendi een “glorieus hoofdstuk” waarin op de “vruchtbare velden” van het westen “zaden met ongekende mogelijkheden” waren gezaaid “door de Hand van het Middelpunt van het Verbond Zelf”.
  2. Er zijn legio verslagen van de reizen van ‘Abdu’l-Bahá en het effect dat Hij uitoefende op hen die hem ontmoetten. Enkelen hadden er werkelijk alles voor over om in Zijn aanwezigheid te kunnen zijn – ze gingen per boot, te voet, of zelfs onder een trein – en drukten door de drang van verlangen om hem te zien hun stempel op het bewustzijn van toekomstige generaties volwassenen en kinderen. De getuigenissen van diegenen die door zelfs een kort en soms bijna woordeloos ontmoeten van hun geliefde Meester waren getransformeerd, blijven zeer bezielend. In de brede stroom van bezoekers die Hij ontving – rijk en arm, zwart en blank, inheems en geëmigreerd – was de universele omarming van het Geloof van Zijn Vader onmiskenbaar aanwezig. Het is onmogelijk de volledige reikwijdte te peilen van hetgeen ‘Abdu’l-Bahá in deze periode volbracht. Vele van de zaden die Hij plantte, en die Hij tot volwassenheid bracht middels een uitgebreide correspondentie die Hij tot aan het einde van Zijn leven onderhield, zouden uitgroeien tot een standvastige gemeenschap die het grote gewicht van het werk in de jaren die gingen komen kon dragen, en die de eerste opbouw van nationaal bahá’í-bestuur ondersteunde en ging handelen naar de Meesters’ verlangen dat de goddelijke leringen naar elke stad en kust gebracht zouden worden.
  3. De vrienden hebben zich uiteraard deze punten herinnerd tijdens de eeuwherdenking en zij hebben nog veel meer ondernomen. Zoals wij hoopten hebben zij zich gericht op de taken die voor hen liggen, waarbij zij zich lieten inspireren door het krachtige voorbeeld en de tijdloze raadgevingen van de Meester. Het verheugde ons te zien hoe, in het bijzonder, de pogingen om kinderen en jonge mensen te voorzien van geestelijke opvoeding succesvol waren. Het werk om de instelling van de Mashriqu’l-Adhkár te vestigen, welks unieke belang ‘Abdu’l-Bahá tijdens Zijn bezoek aan de Verenigde Staten zo nadrukkelijk beklemtoonde, maakt vooruitgang in acht landen, terwijl in ieder land gebedsbijeenkomsten – een gemeenschaps­aspect van het godvruchtig leven – gedijen. De toenemende betrokkenheid van de bahá’í-gemeenschap bij de samenleving, die haar in staat stelt een fris perspectief te bieden bij vele soorten formele en informele gesprekken, draagt de onmiskenbare weerklank van ‘Abdu’l-Bahá’s grote bezorgdheid om de noden van deze tijd. In clusters waar de behoeften die voortkomen uit de schaal en intensiteit van activiteiten het meest gevoeld worden, ontstaan meer complexe coördinatieschema’s door een geleidelijk en geduldig leerproces. In bepaalde gebieden van de wereld waar de instellingen toezien op speciale initiatieven, helpt een toevloed van geestdriftige pioniers de funderingen van aanhoudende groei te versterken en het bereik van wat een gemeenschap kan presteren te verruimen. Het uitbreidings- en consolidatiewerk gaat voort door de onverflauwde inspanningen van talloze toegewijde zielen die, op vele manieren, ‘Abdu’l-Bahá hebben gevolgd door het terrein van opoffering te betreden. Het toegenomen vermogen van een wereldwijde gemeenschap om bevolkingen te helpen zich te bewegen naar de door Bahá’u’lláh geformuleerde visie was opvallend duidelijk tijdens de Elfde Internationale Bahá’í-conventie. Dat zelfde vermogen kwam levendig naar voren in de film Frontiers of Learning en werd in detail verkend in het document Inzichten vanuit de grensgebieden van het leren, en hierdoor werd niet slechts een stimulans gegeven aan diepgaande bespiegeling over de dynamiek van groei, maar tevens over de middelen om de wortels van menig maatschappelijke kwaal te behandelen. En in de laatste maanden van deze periode van drie jaar kwam de meest spectaculaire demonstratie van hoe de huidige generatie heeft gereageerd op de oproep tot het dienen van de mensheid, op unieke wijze belichaamd in de persoon van de Meester: het samenkomen van meer dan tachtigduizend jongeren in een vier maanden durende reeks conferenties die gehouden werden op ruim honderd wijdverspreid liggende locaties over de hele wereld.
  4. Hoewel elke conferentie haar eigen unieke kenmerken had, deelden alle conferenties essentiële kenmerken – de zeer nauwgezette zorg die de voorbereidingen kenmerkte, de eenheid van denken die voelbaar was bij elke samenkomst, de energie die eruit opbruiste. In de zware inspanningen die de deelnemers hebben geleverd om dit te kunnen bijwonen kan een glimp worden opgevangen van de diepte van toewijding die zij voelden. Sommigen hebben met grote opoffering gewerkt om vanuit geringe middelen de benodigde fondsen te verzamelen; in andere gevallen, door het nobele doel en de heilzame aard van deze gebeurtenis toe te lichten, verkregen de vrienden speciale toestemming van de autoriteiten voor het arrangement. Scheepslijndiensten werden overgehaald om hun koers te wijzigen zodat deelnemers konden worden opgehaald, en enkele jongeren hebben dagenlang gelopen om een locatie te bereiken. Verslagen van de inzichten die werden voortgebracht, de vrijgekomen creativiteit, de roerende getuigenissen die bij alle gelegenheden werden geuit en, vooral, de stimulans gegeven aan daden van dienstbaarheid getuigen ervan dat de aanwezigen geraakt waren door geestelijke krachten die bestendiger en dieper geworteld zijn dan wat er ook zou opgeroepen kunnen worden door de sensatie van kameraadschap en grote aantallen alleen. Het is zeer bemoedigend dat tienduizenden jongeren, die niet willen zwichten voor onbeduidendheid of genoegen nemen met het gemakkelijke navolgen, nu binnen de zich verbredende omarming zijn gebracht van een conversatie en een actiepatroon met verreikende uitwerking ten aanzien van hoe een coherent leven te leiden en een instrument te zijn voor geestelijke en maatschappelijke transformatie. De nieuwe mate van samenwerking die door deze conferenties van de instellingen vereist werd om zulke grote aantallen te mobiliseren en aan hen leiding te geven en de grote groep begeleiders[1] om hen te helpen te trainen; de oprechte collectieve inspanning die van de gemeenschap gevraagd werd toen die de kring van deelnemers wijd openstelde en getuige was van het enorme effect hiervan; de serieuze betrokkenheid die aan de dag werd gelegd door het individu die, uitgaande van de concepten die in het materiaal voor de conferenties bestudeerd waren, zich voegt bij de tienduizenden die bezig zijn om in contact te komen met honderdduizenden anderen – zij hebben, tezamen, bijgedragen aan een duidelijke toename in de capaciteit van de drie voorvechters van wie het succes van het Vijfjarenplan afhangt. En terwijl wij erkennen dat de jongeren in de voorhoede staat van deze vooruitgang, is zijn onderscheidende kenmerk dat de gemeenschap in eenheid is opgestaan om te steunen, bemoedigen en op te komen voor dit fenomeen, en zich nu verheugt zichzelf voorwaarts te zien gaan als een onderling afhankelijk organisch geheel, beter voorbereid om aan de verplichtingen van deze dag te voldoen.
  5. Dit alles in aanmerking nemende aarzelen wij niet om te erkennen dat wat deze ontwikkelingen laten zien een vooruitgang is in het proces van toetreding in troepen op een wijze die nooit eerder werd ervaren.
  6. Wij roepen allen op om na te denken over het belang van de onderneming waar de gemeenschap van de Grootste Naam mee bezig is – welks doel de Meester gedurende Zijn reizen zo vaak trachtte te onderstrepen – en zich opnieuw te wijden aan het bijdragen van hun deel aan de uitkomst ervan. “Tracht met geheel uw hart, zo sprak Hij een gehoor toe, “gewillige kanalen te worden voor Gods milddadigheid. Want ik zeg u dat Hij u heeft uitgekozen om de boodschappers van Zijn liefde voor de gehele wereld, om de dragers van Zijn geestelijke gaven aan de mensen en het middel voor het verspreiden van eenheid en harmonie op aarde te zijn.” “Wellicht,” zo merkte Hij bij een andere gelegenheid op, “zal als God het wil deze aardse wereld gelijk een hemelse spiegel worden waarin wij de afdruk van de sporen van goddelijkheid mogen waarnemen, en de fundamentele eigenschappen van een nieuwe schepping weerspiegeld mogen worden vanuit de werkelijkheid van liefde die in het mensenhart schijnt.” Naar dit doel richten zich al uw inspanningen. Tijdens de tweede helft van het Vijfjarenplan moet de maatschappij-opbouwende kracht van het Geloof worden vrijgemaakt in duizenden clusters waar groeiprogramma’s moeten worden gelanceerd, versterkt of uitgebreid. De uitdaging voor bahá’í-instellingen en hun instanties zal zijn om te voorzien in de middelen om al diegenen die een zuiver en oprecht verlangen koesteren naar een betere wereld te vergezellen, wat ook hun mate van betrokkenheid bij het proces van geestelijke opvoeding tot dan toe is, en hen te helpen dat verlangen om te zetten in de praktische stappen die dag aan dag en week aan week toenemen voor het bouwen van levendige, bloeiende gemeenschappen. Hoe passend is het dat juist nu een generatie jongeren tot zijn recht komt, klaar om toenemende verantwoordelijkheid op zich te nemen, daar haar bijdrage aan het op handen zijnde werk bepalend zal blijken in de maanden en jaren die voor ons liggen. In onze gebeden aan de Heilige Drempel zullen wij de Almachtige smeken om allen te steunen die deel zouden hebben aan deze immense onderneming, die de voorkeur geven aan de werkelijke voorspoed van anderen boven hun eigen gemak en vrije tijd, en wier ogen gericht zijn op ‘Abdu’l-Bahá voor een onberispelijk toonbeeld van hoe te zijn; dit alles opdat “zij die in duisternis wandelen tot het licht komen, en zij die buitengesloten zijn zich bij de vriendenkring van het Koninkrijk voegen”.

w.g. het Universele Huis van Gerechtigheid

  1. facilitators