HET UNIVERSELE HUIS VAN GERECHTIGHEID

23 juni 2009

Aan de bahá’ís van Iran

Innig geliefde vrienden,

Met ons hart bedroefd door de gebeurtenissen die zich in Iran afspelen, richten wij deze brief tot u, de standvastige volgelingen van Bahá’u’lláh in dat land. Bij de zorg voor uw veiligheid die al zwaar op ons rustte, komt nu de toenemende vrees voor de veiligheid van miljoenen Iraanse mannen en vrouwen, van wie velen in de bloei van hun jeugd, wier enorme latente krachten ernaar hunkeren te worden gerealiseerd. Hoe snel zijn de sluiers vaneen gerukt! De wreedheid, die in de loop der jaren door bewust geplande maatregelen tegenover u en anderen werd begaan, is losgelaten in de straten van Iran, voor het oog van de mensheid. Hoe het verloop van de gebeurtenissen ook zal zijn, wij zijn ervan overtuigd dat u zich onwrikbaar zult houden aan het fundamentele beginsel van ons Geloof dat aan individuele bahá’ís of bahá’í-instellingen elke betrokkenheid bij partijpolitieke activiteiten strikt verbiedt. Toch kunt u niet afzijdig en ongevoelig blijven bij het lijden van uw volk. Ieder van u is door tientallen jaren van ontberingen voorbereid een baken van kracht te zijn in de kring van uw familie en vrienden, uw buren en kennissen, en hoop en mededogen uit te stralen voor allen die in nood verkeren. Bewaar in uw hart het gevoel van vertrouwen dat de toekomst van Iran een stralende belofte inhoudt, de zekerheid dat het licht van kennis de wolken van onwetendheid onvermijdelijk zal verdrijven, de overtuiging dat zorg voor rechtvaardigheid de natie ervoor zal behoeden aan laster ten prooi te vallen, en het geloof dat liefde uiteindelijk haat en vijandschap zal overwinnen. U hebt met het voorbeeld van uw leven aangetoond dat het juiste antwoord op onderdrukking is om noch in gelatenheid te vervallen, noch de kenmerken van de onderdrukker over te nemen. Het slachtoffer van onderdrukking kan deze overstijgen door een innerlijke kracht die de ziel beschermt tegen verbittering en haat en die consequente, principiële actie gaande houdt. Moge de woorden van ‘Abdu’l-Bahá weerklinken: “Iran zal een brandpunt van goddelijke pracht worden. Haar duistere bodem zal oplichten en haar land zal luisterrijk schijnen.” U en uw landgenoten zijn in onze voortdurende gebeden.

[Getekend: Het Universele Huis van Gerechtigheid]