HET UNIVERSELE HUIS VAN GERECHTIGHEID
25 december 2007

Aan de volgelingen van Bahá’u’lláh in de Bakermat van het Geloof

Geliefde bahá’í-vrienden,,

U heeft gedurende de afgelopen drie decennia stormen van vervolging doorstaan met de innige overtuiging dat zulke beproevingen uiteindelijk niets anders zijn dan “de voorlopers van dat Tijdperk van hemels geluk waarin Gods uiteindelijke doel voor de gehele mensheid gestalte zal krijgen”. De religieuze en bestuurlijke autoriteiten, die steeds de aanstichters zijn geweest van de wreedheden tegen u en tegen uw voorvaderen, ontzeggen u nog steeds uw door God gegeven rechten. Zij maken het u onmogelijk in te gaan op de laster die zij over u en uw overtuiging verspreiden, en houden een sfeer van intimidatie in stand die een ernstige bedreiging vormt voor degenen die u te hulp willen komen. Vanaf het begin zijn de internationale gemeenschap en uw medebahá’ís van over de hele wereld voor u opgekomen. Nu echter verheffen naar recht­vaardigheid strevende, onbevooroordeelde Iraniërs, uit alle lagen van de samenleving in uw vaderland en daarbuiten, hun stem om u te verdedigen en een toenemend aantal van hen wil de waarheid weten over het Geloof.

In heel uw land, in steden en dorpen, uit buurtschappen, scholen en universiteitscampussen, bedrijven, overheidsinstellingen en zelfs uit gevangeniscellen, komen steeds meer mensen naar voren die u een goed hart toedragen. Schoolbestuurders, leraren, ouders en leerlingen hebben hun verontwaardiging getoond over de schandelijke behandeling van jonge bahá’í-schoolkinderen; vrienden en buren hebben geweigerd om overheidsfunctionarissen illegaal toegang tot de woningen van de bahá’ís te verschaffen; universiteitsstudenten en faculteits­leden hebben in het openbaar en privé hun afkeuring uitgesproken over het onrechtmatig ontzeggen van de toegang tot hoger onderwijs aan bahá’ís; ambtenaren hebben welwillend gereageerd op uw pogingen om uw rechten zeker te stellen; journalisten hebben hun frustratie getoond over hun onmacht om de waarheid over uw zaak te publiceren; en er zijn aanwijzin­gen dat verlichte geestelijken graag zien dat uw situatie wordt rechtgezet.

Elders in de wereld, waar de vrijheid het mogelijk maakt, geven Iraanse intellectuelen herhaaldelijk uitdrukking aan hun woede en ontzetting over de manier waarop u behandeld wordt; Iraanse massamedia vertellen uw verhaal en eisen dat de burgerrechten van alle Iraniërs worden gewaarborgd; tallozen uit de Iraanse diaspora leven met u mee, prijzen uw moed en trachten meer te weten te komen over de principes die uw leven bezielen.

Hierbij voegen zich nu Iraanse maatschappelijke organisaties in en buiten Iran, evenals een aantal Iraanse politieke partijen. Hiermee verband houdend hebben, in een recente ontwik­keling, bepaalde politieke partijen openlijk hun zorg geuit over de vervolging van de bahá’ís in Iran, en in één geval werd een oproep gedaan om het Bahá’í-geloof officieel te erkennen als

religieuze minderheid. Uit naam van de bahá’ís in de hele wereld heeft Bahá’í International Community officieel aan twee van zulke groepen haar waardering overgebracht voor hun acties.

Dit zijn voorbestemde dagen. De stormen van beproevingen en moeilijkheden duren voort, maar hoe donker de wolken ook mogen zijn, zij kunnen het licht dat aan de horizon daagt niet verduisteren. Moge u, in antwoord op zulke gunstige ontwikkelingen, “vastbesloten en met volmaakt vertrouwen”, en betrokkenheid bij partijpolitiek vermijdend, elke gelegenheid aangrijpen om samen met uw landgenoten de idealen te bevorderen die bijdragen aan de voorspoed van uw dierbare vaderland. Weest verzekerd van onze smeekbeden aan de Heilige Drempel dat uw nobele inspanningen rijkelijk bekrachtigd mogen worden.

[Getekend: Het Universele Huis van Gerechtigheid]