HET UNIVERSELE HUIS VAN GERECHTIGHEID
17 januari 2003
Aan de bahá’ís van de wereld
Inniggeliefde vrienden,
1. Met immense dankbaarheid aan Bahá’u’lláh hebben wij in de twee jaren sinds onze boodschap van 9 januari 2001 aan de conferentie van het Continentale College van Raadgevers de ontvouwing van het Vijfjarenplan gevolgd. Het is werkelijk bemoedigend om te zien dat de cultuur van het Ieren overal aanslaat, terwijl de bahá’í-wereldgemeenschap zich richt op het bevorderen van het proces van toetreding in groepen. Nu de collectieve ervaring van de gemeenschap zo’n belangrijke stap voorwaarts heeft gemaakt, achten wij de tijd rijp om met u de tot nu toe verworven inzichten door te nemen, en aandachtspunten die zijn opgekomen te verhelderen.
2. Gedurende de eerste maanden van het Plan begonnen de Nationale Geestelijke Raden met relatief gemak hun domein te verdelen in gebieden bestaande uit aangrenzende plaatsen, genoemd clusters, daarbij afgaand op criteria die zuiver geografisch en sociaal van aard waren en geen verband hielden met de sterkte van de plaatselijke bahá’í-gemeenschappen. Uit rapporten die in het Wereldcentrum werden ontvangen blijkt dat er nu wereldwijd bijna l7.000 clusters zijn, waarbij landen waar om de een of andere reden het functioneren van het Geloof beperkt is niet zijn meegeteld. Het aantal clusters per land varieert enorm – van India met zijn 1.580 clusters tot Singapore, dat zichzelf noodzakelijkerwijs beschouwt als één cluster. Sommige hiervan zijn dunbevolkte gebieden met maar enkele duizenden inwoners, terwijl de grenzen van andere enkele miljoenen mensen omvatten. De grote stedelijke centra, die onder de jurisdictie van één Plaatselijke Geestelijke Raad vallen, werden in de meeste gevallen aangemerkt als een enkele cluster, die dan weer werd opgedeeld in sectoren om het maken van plannen en de uitvoering daarvan te vereenvoudigen.
3. Toen de verscheidene landen en gebiedsdelen opgedeeld waren in hanteerbare gebieden, gingen de nationale gemeenschappen snel verder met het categoriseren van de clusters volgens de ontwikkelingsstadia van het Geloof, zoals genoemd in onze boodschap van 9 januari. Hierdoor konden de vooruitzichten van de gemeenschap realistisch worden ingeschat, maar de taak om de benodigde beoordelingscriteria te verfijnen blijkt voor de instituten nog steeds een uitdaging te zijn. Het toekennen van een bepaalde categorie aan een cluster staat niet gelijk aan het afleggen van een verklaring over haar status. Het is eerder een manier om haar groeimogelijkheden te evalueren, zodat er een aanpak kan worden gekozen die strookt met haar voortgaande ontwikkeling. Starre criteria hebben duidelijk een averechtse uitwerking, maar een goed gedefinieerde opzet om de evaluatie uit te voeren is van wezenlijk belang. Twee criteria zijn kennelijk van bijzonder belang: de kracht van de menselijke hulpbronnen die het trainingsinstituut voortbrengt voor de uitbreiding en de consolidatie van het Geloof in de cluster, en het vermogen van de instituten om deze hulpbronnen in te zetten in het veld van dienstbaarheid.
4. In bijna ieder land is de aandacht er nu op gericht om in de prioriteitsclusters de voortgang te stimuleren van hun huidige groeistadium naar het volgende. Opvallend duidelijk is geworden dat vooruitgang in dit opzicht grotendeels afhangt van de doeltreffendheid van het parallel lopende proces dat erop gericht is een steeds groter aantal vrienden te helpen de reeks cursussen te volgen die wordt aangeboden door het instituut die dat gebied dient. De toename in activiteit over de hele wereld getuigt van het succes van deze cursussen in het stimuleren van de benodigde ondernemingsgeest om de verschillende acties uit te voeren die vereist zijn voor de groei in een cluster, in welk stadium dan ook.
5. Het is met name hartverwarmend om te zien hoe de hele bahá’í-wereld steeds initiatiefrijker en vindingrijker wordt, en daarnaast toenemende moed en onverschrokkenheid toont. Toewijding, geestdrift, vertrouwen en volharding -deze behoren tot de eigenschappen waardoor de gelovigen in elk werelddeel zich onderscheiden. Zij worden geïllustreerd door, maar zijn zeker niet beperkt tot, diegenen die opstaan om aan het thuisfront te pionieren. Zoals wij hadden gehoopt worden de doelen voor het openen van maagdelijke clusters zonder aarzeling vervuld door enthousiaste deelnemers aan de programma’s van het instituut die, toegerust met de kennis en vaardigheden die zij door de cursussen hebben verkregen, erop uitgaan om het Geloof in een nieuw gebied te vestigen en een nieuwe gemeenschap het licht te doen zien.
6. In de meeste clusters wordt de overgang tussen opeenvolgende groeistadia afgemeten aan de vermenigvuldiging van leerkringen, meditatieve bijeenkomsten en kinderklassen, en de expansie die deze voortbrengen. Meditatieve bijeenkomsten komen tot bloei naarmate het besef van de geestelijke dimensie van het menselijk bestaan bij de vrienden in een gebied groeit, dankzij de cursussen van het instituut. Ook kinderklassen zijn een natuurlijk resultaat van de training die men vroeg in de serie cursussen krijgt. Naarmate deze beide activiteiten beschikbaar komen voor de grotere gemeenschap, door een verscheidenheid aan goed doordachte en fantasierijke middelen, trekken zij steeds meer zoekenden aan, die in de meeste gevallen graag firesides bezoeken en zich bij leerkringen aansluiten. Velen van hen verklaren vervolgens hun geloof in Bahá’u’lláh en zien van meet af aan hun rol in de gemeenschap als actieve deelnemers aan een dynamisch groeiproces. Individuele en gezamenlijke inspanningen op het terrein van onderricht worden evenredig intensiever en voeden het proces nog meer. Gevestigde gemeenschappen worden tot nieuw leven gebracht, en nieuw gevormde gemeenschappen winnen snel het voorrecht hun eigen Plaatselijke Geestelijke Raad te kiezen.
7. De samenhang die zo bereikt wordt door het opzetten van leerkringen, meditatieve bijeenkomsten en kinderklassen, geeft de eerste aanzet tot groei in een cluster, een aanzet die steeds krachtiger wordt naarmate het aantal kernactiviteiten toeneemt. Campagnes die een aanzienlijke groep gelovigen helpen om voldoende voortgang te bereiken in de reeks cursussen om de noodzakelijke diensten te verrichten, geven vaart aan deze vermenigvuldiging van activiteiten.
8. Het is dus duidelijk dat een systematische benadering van training de bahá’ís een methode heeft gegeven om aansluiting te zoeken bij de samenleving waarin zij leven, de boodschap van Bahá’u’lláh te delen met vrienden, familie, buren en collega’s en hen bekend te maken met de rijkdom van Zijn leringen. Deze gerichtheid naar buiten is een van de mooiste vruchten van het nu plaatsvindende leren aan de basis. Het patroon van activiteiten in clusters dat overal op de wereld gevestigd wordt, vormt een bewezen middel voor het versnellen van uitbreiding en consolidatie. Toch is dit alleen nog maar een begin.
9. In veel delen van de wereld was het binnenbrengen van grote aantallen in de gelederen van de volgelingen van Bahá’u’lláh gewoonlijk geen al te moeilijke taak. Het is daarom bemoedigend te zien dat in enkele van de meer ontwikkelde clusters zorgvuldig ontworpen projecten worden toegevoegd aan het bestaande groeipatroon om ontvankelijke bevolkingsgroepen te bereiken en het tempo van uitbreiding op een hoger niveau te brengen. Zulke projecten versnellen het tempo van het onderricht, dat al wordt opgevoerd door de inspanningen van individuele gelovigen. En, waar het toetreden op grote schaal zich al begint voor te doen, worden er voorzieningen getroffen om zeker te stellen dat een bepaald percentage van de nieuwe gelovigen onmiddellijk het instituutsprogramma gaat volgen, want, zoals wij in eerdere boodschappen reeds benadrukten, zal op deze vrienden een beroep worden gedaan om aan de noden van een steeds groeiende bahá’í- bevolking te voldoen. Zij helpen het merendeel van de bahá’ís zich te verdiepen door hen regelmatig te bezoeken, zij onderwijzen de kinderen, verzorgen meditatieve bijeenkomsten en vormen leerkringen, en maken het zo mogelijk om de groei gaande te houden.
10. Dit alles schept buitengewone mogelijkheden voor de Plaatselijke Geestelijke Raden. Aan hen is de uitdaging, in samenwerking met de Hulpraadsleden die hen adviseren en ondersteunen, gebruik te maken van de energie en de talenten van de aanzwellende menselijke hulpbronnen in hun respectieve gebieden, om zowel een dynamisch gemeenschapsleven te scheppen, als invloed te gaan uitoefenen op de samenleving om hen heen. In plaatsen waar geen Geestelijke Raden zijn, of waar die nog niet op het noodzakelijke niveau functioneren, is een stap-voor-stap benadering van de ontwikkeling van de gemeenschappen en Plaatselijke Geestelijke Raden veelbelovend.
11. Het geeft met name voldoening om te zien hoeveel gelovigen deelnemen aan de verschillende aspecten van het groeiproces. In cluster na cluster neemt het aantal vrienden dat de verantwoordelijkheid voor de uitbreiding en consolidatie op zich neemt gestaag toe. Consultatieve bijeenkomsten op clusterniveau verhogen het besef van de mogelijkheden en wekken enthousiasme op. Ongehinderd door de restricties van formele besluitvorming, bezinnen de deelnemers zich hier op de opgedane ervaring, delen zij hun inzichten, verkennen zij benaderingen en verkrijgen zij een beter begrip van hoe iedereen kan bijdragen aan het behalen van het doel van het Plan. In veel gevallen leidt deze interactie tot overeenstemming over een aantal kortetermijndoelen, zowel individueel als gezamenlijk. “Leren in actie” wordt het markante kenmerk van de opkomende werkwijze.
12. Laat er geen twijfel over bestaan dat wij getuige zijn van de toenemende stuwkracht van dat proces van de toetreding van de mensheid in de Zaak met groepen tegelijk dat is aangekondigd in Bahá’u’lláh’s Tafel aan de Koning van Perzië, waar de Meester vurig verlangend naar uitzag, en dat de Behoeder beschreef als de noodzakelijke inleiding tot massatoetreding. In de voorhoede van het proces gaan die clusters die, hoewel nog relatiefklein in aantal, nu klaar zijn om met intensieve groeiprogramma’s van start te gaan. De schaal van uitbreiding die de volgende fase van groei in deze clusters zal kenmerken vereist intensievere inspanningen dan tot nog toe bereikt zijn. Moge de wonderbaarlijke hoeveelheid energie gewijd aan deze machtige onderneming versterkt worden door de kracht van goddelijke bijstand.
13. Wees verzekerd van onze vurige bede in de Heilige Graftomben om Bahá’u’lláh’s zegen en bevestiging van uw inspanningen om de buitengewone mogelijkheden van deze kostbare dagen ten volle te verwezenlijken.
[Getekend: Het Universele Huis van Gerechtigheid]