HET UNIVERSELE HUIS VAN GERECHTIGHEID
1 november 2022

Aan de volgelingen van Bahá’u’lláh in de Democratische Republiek Congo
Innig geliefde vrienden,

  1. Het Negenjarenplan is nu in beweging. De uitstekende prestaties die u in dit nieuwe stadium van het Goddelijke Plan levert, plaatsen uw gemeenschap in de voorste gelederen van de wereldwijde bahá’í-gemeenschap. Voor u strekt zich een pad van grote mogelijkheden uit, en wij zijn ervan overtuigd dat u klaar bent om alles wat u tot nu toe hebt bereikt te overtreffen.
  2. Uw land is gezegend met een opmerkelijke etnische en culturele diversiteit. Hoe gelukkig zijn wij om door de jaren heen getuige te zijn van de ontvankelijkheid van zijn volkeren voor de Leringen van Bahá’u’lláh. Maar helaas heeft uw land keer op keer geleden onder conflicten tussen sommige van zijn volkeren. Als deel van de Congolese samenleving bent u natuurlijk niet immuun voor de krachten die conflicten veroorzaken en aansturen. Dit vraagt om waakzaamheid van alle gelovigen om te voorkomen dat verdeeldheid, vooral op grond van etniciteit, wortel schiet in uw gemeenschap. Dergelijke verdeeldheid kan uw inspanningen om uw gemeenschap te ontwikkelen en de geestelijke en materiële vooruitgang van uw natie te bevorderen, belemmeren. Het is uw plicht als bahá’ís om op te treden als ware voorvechters van de eenheid van de mensheid, en de eenheid in uw gemeenschappen en in het leven van uw natie te bevorderen. Het is over deze vitale plicht dat wij ons tot u willen richten.
  3. Elk van de honderden etnische groepen in uw land heeft een lange geschiedenis, en elk van hen is geleidelijk gevormd en hervormd door ontmoetingen met andere groepen en culturen in perioden van zowel vrede als conflict. Dit patroon is uiteraard niet uniek voor de Democratische Republiek Congo. Het is het verhaal van de volkeren van de wereld, een realiteit waarop de bahá’í-visie op de geschiedenis veel licht werpt. Als een onmiskenbare, organische eenheid heeft de mensheid evolutionaire stadia doorlopen die vergelijkbaar zijn met de stadia van kindertijd en jeugd in het leven van haar individuele leden. De verdeeldheid en conflicten die de betrekkingen tussen en binnen verschillende volkeren hebben gekenmerkt, zijn tendensen uit de kindertijd van de mensheid. De mensheid is echter onverbiddelijk voortgegaan op de weg naar volwassenheid. Op deze weg heeft zij, van het ene tijdperk naar het andere, stuwkracht ontvangen van opeenvolgende Goddelijke Openbaringen die door God werden gezonden om haar geleidelijk op te voeden en te civiliseren. De mensheid bevindt zich nu in de laatste periode van haar turbulente adolescentie en maakt een periode van transitie door. Op de drempel van een langverwachte volwassenwording worden haar behoeften niet langer gediend door de ideeën en gedragingen van de voorgaande fasen.
  4. Bahá’u’lláh is aan de mensheid verschenen in deze periode van haar adolescentie, wanneer zij tot rijping moet komen. Zoals u zich wel bewust bent, heeft Hij de middelen verschaft om de eenheid van de mensheid tot stand te brengen, het kenmerk van een volwassen wereld. Wat de harten van alle mensen zal verbinden is de kracht van het Woord van God. Dat Woord heeft een scheppende kracht die in elk tijdperk de middelen heeft verschaft om het menselijk karakter te verfijnen en menselijke aangelegenheden te herordenen. De missie van de bahá’ís is in de Democratische Republiek Congo het leren om de Openbaring van Bahá’u’lláh toe te passen in hun individuele en collectieve leven en in het leven van hun samenleving. Door goed georganiseerde inspanningen en in samenwerking met vele anderen die zich inzetten voor de verbetering van de wereld, brengen de bahá’ís de beginselen die passen bij de volwassenheid van de mensheid over op de omstandigheden van de volkeren der wereld. Zij streven naar de transformatie van de innerlijke en uiterlijke werkelijkheid van het menselijk leven, en naar het cultiveren van geestelijke en sociale omstandigheden die een nieuw soort mensen en een nieuwe, op eenheid gebaseerde samenleving zullen doen ontstaan.
  5. Bahá’ís doen dit werk met instrumenten en middelen die bevorderlijk zijn voor het scheppen van een verenigde wereld. Zij zijn zich er steeds van bewust dat eenheid niet alleen het doel is dat zij nastreven, maar ook het belangrijkste middel om een nieuwe en volwassen samenleving te creëren. Zij werken dus samen “in gesloten gelid”, “de een vlak achter de ander, ieder zijn makkers steunend”. Zij zijn uitgerust met zuivere bedoelingen, rechtvaardige motieven, oprechte doelstellingen en trouwe harten. Zij “zouden blij en stralend met alle volkeren en geslachten van de aarde moeten omgaan”, in de zekerheid dat “de omgang met mensen bevorderlijk is geweest en zal blijven voor eenheid en eendracht”. Zij streven ernaar hun handelingen te ontdoen van elke vijandigheid of haat en trachten altijd “het koord van vriendelijkheid en tedere barmhartigheid vast te houden”. Zij zijn zich er bovenal van bewust dat “Gods religie tot liefde en eenheid strekt” en nooit tot oorzaak van vijandschap of tweedracht mag worden gemaakt, en dat “het middel voor orde” nooit “oorzaak van wanorde” mag worden, of “het instrument voor eenheid niet de aanleiding tot onenigheid”.
  6. Alleen als een verenigde gemeenschap kunt u floreren als promotors van het één-zijn van de mensheid. Het is dus belangrijk dat u uw begrip van de wijze waarop obstakels voor de eenheid in de samenleving voorkomen, blijft verrijken. Wij willen twee van die obstakels bespreken: de vervorming van de menselijke identiteit en de verspreiding van vooroordelen, in het bijzonder etnische vooroordelen.

    *

  7. De kern van de huidige maatschappelijke verdeeldheid is een identiteitscrisis. De manier waarop mensen denken over wie zij zijn en hoe zij hun plaats in de wereld zien, bepaalt hoe zij zich tot anderen verhouden en wat zij beschouwen als hun individuele en collectieve doel. Voor bahá’ís is het de Manifestatie van God, de Stem van God voor de wereld, die de menselijke aard en het doel bepaalt. Bahá’u’lláh beschrijft het doel van het menselijk leven als in essentie geestelijk van aard. Het ware zelf van een mens is te vinden in de krachten van de ziel, die het vermogen heeft om God te kennen en Zijn eigenschappen te weerspiegelen. De ziel kent geen geslacht, geen etniciteit, geen ras. God ziet geen verschillen tussen mensen, behalve in relatie tot de bewuste inspanning van elk mens om zijn of haar ziel te zuiveren en zijn volledige vermogens tot uitdrukking te brengen. In Gods ogen zijn alle mensen als één en hebben zij de gemeenschappelijke plicht Hem te kennen en te aanbidden en bij te dragen aan de vooruitgang van de beschaving. Deze waarheid staat in direct verband met een andere: dat de mensheid één familie is. Een liefhebbende Heer heeft “de hele mensheid uit dezelfde ouders geschapen”. Hij heeft “beschikt dat allen tot dezelfde familie behoren”. “Daar Wij u allen hebben geschapen uit één en dezelfde stof,” heeft Bahá’u’lláh verklaard, “rust op u de plicht gelijk één ziel te zijn, met gelijke voeten te lopen, met gelijke mond te eten en in hetzelfde land te verwijlen, zodat uit uw diepste wezen, door uw daden en gedragingen, de tekenen van eenheid en de kern van onthechting kenbaar worden.”
  8. De krachten van de menselijke ziel hebben zich door de geschiedenis heen en over de hele planeet gemanifesteerd in vele vormen van gewoonten, kennis en cultuur. Deze diversiteit begiftigt de menselijke familie met rijkdom. Zoals verschillend gekleurde bloemen een tuin verrijken, zo geeft diversiteit de samenleving natuurlijke schoonheid en kracht. “Beschouw”, legt ‘Abdu’l-Bahá uit, “de bloemen van één tuin. Hoewel zij van elkaar verschillen in soort, kleur, afmeting en verschijning, toch verhoogt deze verscheidenheid hun charme en draagt deze bij aan hun schoonheid.” “Wanneer”, voegt hij eraan toe, “verschillende nuances in denken, temperament en karakter worden samengebracht onder de macht en invloed van één centraal lichaam, zullen de schoonheid en glorie van menselijke volmaaktheid op dezelfde manier duidelijk worden onthuld.” Eenheid in verscheidenheid, geen eenvormigheid, is dus het parool van Bahá’u’lláh’s Leringen.
  9. Maar bedenk eens welk een ernstig obstakel voor de eenheid van de menselijke familie wordt gevormd door het niet begrijpen van de waarheid van haar wezenlijke één-zijn! Elk gevoel van eenheid dat voortkomt uit de gedeelde identiteit van een groep wordt de basis van strijd met hen die als “anders” worden gezien. De mensheid is verdeeld in rivaliserende belangengroepen, waarvan vele verstrikt zijn in een strijd om dominantie. Opvattingen over conflicterende belangen belemmeren het collectieve vermogen om sociale omstandigheden te veranderen en uitdagingen aan te gaan ten gunste van iedereen. In de religieuze, sociale, politieke en economische gebieden van het leven wordt conflict, gedreven door bekrompen eigenbelang, als natuurlijk en onvermijdelijk beschouwd. Rivaliteit tussen groepen schaadt iedereen, belemmert rechtvaardigheid en onderdrukt het potentieel van mensen en groepen, wier bijdragen noodzakelijk zijn voor de verbetering van de samenleving.
  10. De verantwoordelijkheid die bahá’ís dragen – het werk dat u in uw plaatsen, clusters en land verricht – is om alle volkeren te helpen hun gedeelde identiteit als leden van één menselijke familie te erkennen en zo samen te werken aan de opbouw van geestelijk en materieel welvarende samenlevingen die eenheid in verscheidenheid tot uitdrukking brengen. Elk volk heeft een rol te spelen in deze onderneming. Ieder brengt de beste aspecten van zijn cultuur in de bredere sociale interacties en stelt deze ten dienste van allen, zelfs als het aspecten die niet bijdragen aan het algemeen welzijn, wegdoet. In dit licht is de verscheidenheid aan etnische oorsprong en tradities die de volkeren van uw land onderscheiden, een schat die uw land en de wereld verrijkt. Wat een zegen is het voor hen – ieder en allen – wanneer zij hun loyaliteit verbreden om de beste belangen van hun hele land en de hele mensheid te omarmen, zodat zij, als leden van één familie, kunnen gedijen en bloeien.
    *
  11. De identiteitscrisis houdt rechtstreeks verband met de verspreiding van vooroordelen. Allerlei vooroordelen razen tegenwoordig over de wereld, infecteren het bewustzijn van miljoenen en beroven hen van hun energie. Ze polariseren samenlevingen op een moment dat eenheid van het grootste belang is voor het oplossen van lokale, nationale en mondiale problemen die hardnekkig blijken.
  12. De verklaringen in de geschriften van het Geloof over de schade die vooroordelen toebrengen aan mensen en aan de samenleving zijn zeer nadrukkelijk. ‘Abdu’l-Bahá heeft verklaard dat mensen worden vernederd wanneer zij gevangen raken in hun eigen denkbeelden en veronderstellingen. Vooroordelen bezoedelen de menselijke geest, degraderen zowel de dader als het slachtoffer, vertroebelen waarneming en begrip, en verhinderen het bereiken van die verheven norm van rechtvaardigheid die in de geschriften wordt verkondigd om “met uw eigen ogen te zien en niet door de ogen van anderen” en om “uit eigen kennis weten en niet door de kennis van uw naaste”. ‘Abdu’l-Bahá heeft ook duidelijk gemaakt dat vooroordelen “vernietigend zijn voor het menselijk bouwwerk”, “een verwoester van de fundamenten van de wereld van de mensheid”, en de oorzaak van “de ziekte van de wereld”. Zolang vooroordelen niet worden weggenomen, “zal en kan de wereld van de mensheid geen vrede, welvaart en kalmte bereiken”. “De wereld van de mensheid kan niet worden gered uit de duisternis van de natuur en kan geen verlichting bereiken dan door het opgeven van vooroordelen en het verwerven van de zeden van het Koninkrijk.”
  13. Onze bijzondere zorg hier betreft, zoals gezegd, etnische vooroordelen. Wantrouwen, angst, haat of discriminatie van een andere persoon of een hele groep op basis van etniciteit is een geestelijke ziekte. Het is ook een plaag die sociale structuren infecteert en instabiliteit veroorzaakt. In dit licht vereist het uitroeien van etnische vooroordelen een transformatie op het niveau van zowel het individu als de sociale omgeving. “We kunnen het menselijk hart niet afzonderen van de omgeving buiten ons”, verklaarde Shoghi Effendi in een namens hem geschreven brief, “en zeggen dat als eenmaal een van beiden is hervormd alles zal verbeteren. De mens vormt een organisch geheel met de wereld. Zijn innerlijk leven geeft vorm aan de omgeving en wordt hierdoor zelf ook diepgaand beïnvloed. Het ene werkt op het andere in en iedere blijvende verandering in het leven van de mens is het resultaat van deze onderlinge reacties.”
  14. Voor de mens is het streven om vrij te zijn van etnische vooroordelen een diepgaande geestelijke plicht die niemand die beweert een trouwe volgeling van Bahá’u’lláh te zijn, kan verwaarlozen. Iemand discrimineren op grond van etniciteit is een ernstige schending van de geest die het geloof bezielt. “Als er al discriminatie moet worden getolereerd,” verklaarde Shoghi Effendi, “dan moet het niet een discriminatie zijn tegen, maar juist ten gunste van de minderheid.” Ongeacht de kracht van de publieke opinie mag een bahá’í nooit handelen op een manier die iemand zou vervreemden. “Laten zij niemand zien als hun vijand, of als iemand die hen kwaad toewenst,” stelt ‘Abdu’l-Bahá, “maar de hele mensheid beschouwen als hun vrienden; de onbekende als een vertrouweling, de vreemdeling als een metgezel, vrij van vooroordeel, zonder scheidslijnen.”
  15. De inspanningen van een mens in dit opzicht moeten beginnen met een vurig streven naar de ontwikkeling van eigenschappen van de ziel zoals liefde, waarachtigheid, vriendelijkheid, rechtvaardigheid en vrijgevigheid; het hart te zuiveren van egoïsme, afgunst en haat; en de geest af te stemmen op Bahá’u’lláh’s beginselen van eenheid. Door ernaar te streven zijn of haar gedachten, woorden en daden te bevrijden van etnische vooroordelen, handhaaft een mens zijn of haar eigen verhevenheid en de verhevenheid van alle kinderen van God. Het vrij zijn van vooroordelen moet zich dan manifesteren in alle aspecten van het leven van de mens, privé en openbaar, in de bahá’í-gemeenschap en in de bredere samenleving. De huiselijke omgeving moet vrij zijn van houdingen, neigingen, uitingen en verbanden die ruimte geven aan vooroordelen. In de bahá’í-gemeenschap verbiedt God dat de deelname van een trouwe gelovige aan de verkiezingsprocessen van het geloof wordt beïnvloed door bekrompen, etnische belangen of dat dienstbaarheid in comités en instellingen worden bezoedeld door partijdigheid en vriendjespolitiek. In de samenleving moet het vrij zijn van vooroordelen van een gelovige duidelijk zijn in alle sociale omgevingen die hij of zij betreedt: de school, de werkplek, de culturele vereniging, de beroepsorganisatie. Het is te allen tijde de plicht van een gelovige om de verenigende kracht van Bahá’u’lláh’s Leringen te tonen door met diverse volkeren om te gaan met een ruim hart, een allesomvattende liefde en een geest van ware vriendschap. Zoals ‘Abdu’l-Bahá’s uitdrukkelijk bevel luidde: “Laat degenen die u ontmoeten weten, zonder dat u het feit verkondigt, dat u inderdaad een bahá’í bent.”
  16. Wat de sociale omgeving betreft, kunnen etnische vooroordelen in vele aspecten van het collectieve leven doordringen en, in het ergste geval, tot uiting komen in terugkerende cycli van gewelddadige conflicten. Etnische vooroordelen worden vaak veroorzaakt of verergerd door heersende negatieve maatschappelijke factoren, en de vrienden moeten trachten een volwassen inzicht in deze factoren te verkrijgen als zij een zinvolle bijdrage willen leveren aan het uitroeien van de gevolgen ervan. Denk bijvoorbeeld aan de gevolgen van onwetendheid en hoe die mensen verblindt voor de waarheid dat alle mensen dezelfde geestelijke essentie delen, lid zijn van één menselijke familie en inwoners zijn van één gemeenschappelijk vaderland. Wanneer mensen niet op de hoogte zijn van de historische processen die hun samenleving hebben gevormd, kunnen zij hardnekkig vasthouden aan verdeeldheid zaaiende identiteiten die hun wortels hebben in een verleden van onderdrukking. Politieke scheidslijnen tussen of binnen landen, die slechts menselijke uitvindingen zijn, worden de basis voor irrationeel wantrouwen en angst voor andere groepen. Denk ook aan de gevolgen van de neiging om blindelings verdeeldheid zaaiende manieren van denken, spreken en omgaan te imiteren en kritiekloos te bestendigen. Vertekende historische verslagen die door de ene generatie op de andere worden overgedragen, worden gebruikt om bekrompen opvattingen over saamhorigheid te propageren, claims van exclusiviteit te bevorderen, oude rivaliteiten aan te wakkeren of gebeurtenissen uit het verleden te benadrukken die een gevoel van slachtofferschap oproepen. Taal wordt spottend gebruikt om negatieve stereotypen te verankeren die anderen stigmatiseren en belasteren. Bedenk ook hoe ten dienste van bekrompen eigenbelang – of het nu politiek of economisch is – verdeeldheid wordt aangewakkerd, rivaliteit wordt uitgelokt en conflicten in stand worden gehouden. Bedenk ook hoe materialisme de uitersten van rijkdom en armoede vergroot en hoe economische onrechtvaardigheid kloven veroorzaakt die vooroordelen versterken, zelfs tussen vergelijkbare gemarginaliseerde volkeren. Concurrentie om beperkte middelen bezoedelt persoonlijke en collectieve motieven en genereert vijandigheden en jaloezie die relaties verbitteren.
  17. Dit zijn enkele van de factoren die een sociale omgeving creëren waarin etnische vooroordelen welig tieren. Alle mensen met goede bedoelingen hebben de plicht zich meer bewust te worden van dergelijke factoren en hun vermogen om ze tegen te gaan te versterken. Er moet ook rekening worden gehouden met de invloed van de cultuur. Elke cultuur heeft vele heilzame elementen die bevorderlijk zijn voor de eenheid in verscheidenheid, die moeten worden versterkt, alsmede negatieve aspecten die bijdragen tot het ontstaan van vooroordelen, die geleidelijk moeten worden opgegeven. Zinvolle interacties tussen mensen uit verschillende bevolkingsgroepen bevorderen een omgeving waarin vooruitgang in cultuur kan plaatsvinden. Het handhaven en bevorderen van gewoonten en tradities die vijandigheid opwekken is een ernstige belemmering voor de verbetering van de samenleving. Een bahá’í-gemeenschap wordt beroofd van haar vermogen om eenheid in verscheidenheid te bevorderen als de vrienden, bewust of onbewust, in hun interacties en hun omgang met de samenleving dezelfde tendensen reproduceren die vooroordelen aanwakkeren.
    *
  18. Wat staat u dan te doen? Hoe gaat u interactiepatronen versterken die eenheid in verscheidenheid bevorderen en de heersende sociale factoren die vooroordelen in de hand werken elimineren? Hoe hangt deze doelstelling samen met uw huidige inspanningen om levendige gemeenschappen op te bouwen en, meer in het algemeen, bij te dragen tot het geestelijke en materiële welzijn van uw samenleving?
  19. Shoghi Effendi heeft de vrienden opgeroepen om naar “nobelere hoogten van heldendom op te stijgen nu de mensheid zich in grotere diepten van wanhoop, verloedering, verdeeldheid en ellende stort”. De wereldwijde Plannen beogen in elke menselijke groep het vermogen op te bouwen om negatieve maatschappelijke krachten tegen te gaan door bij te dragen aan het sociale welzijn door toepassing van de Leringen van het Geloof. Naarmate de Plannen zich gestaag ontvouwen, zullen hun processen geleidelijk hun potentieel realiseren om elk instrument uit te schakelen dat de mensheid gedurende de lange periode van haar kindertijd heeft bedacht voor de ene groep om een andere te onderdrukken en voor de bestendiging van conflict en twist. Dit staat centraal in het werk dat u binnen uw eigen gemeenschappen verricht. Uw inspanningen op het gebied van gemeenschapsopbouw, maatschappelijke actie en publiek discours zijn manieren om de energieën die in de menselijke ziel sluimeren te doen ontwaken en te kanaliseren ten behoeve van de verbetering van de samenleving.
  20. Uw inspanningen om verschillende sociale groepen te bereiken met de boodschap van het Geloof bevorderen een diepgaande interetnische en interculturele verbondenheid. Zij maken samenwerking en wederzijdse steun tussen mensen met verschillende achtergronden tot een onderscheidend kenmerk van het bahá’í-gemeenschapsleven. U probeert hiermee die vitale bahá’í-houding te laten zien van werkelijk naar buiten gericht, oprecht open voor iedereen en vastberaden inclusief. Door uw aandacht voor het versterken van de capaciteit om de geschriften van het geloof te bestuderen, kunnen steeds grotere aantallen relaties aangaan die bahá’í-normen en -beginselen weerspiegelen. Dit versterkt bij alle deelnemers het verlangen en vermogen om belangeloze dienstbaarheid aan de samenleving te bieden en hun motieven te zuiveren terwijl ze leren zich op te offeren voor de vooruitgang en het welzijn van allen. Uw toewijding aan een werkwijze die gericht is op voortdurende studie, consultatie, actie en reflectie helpt om mensen en gemeenschappen te bevrijden van blinde imitatie en om zich ontwikkelende inspanningen te verankeren in het leren om “nieuwe grondslagen voor menselijk geluk” te vestigen. De energie die u besteedt aan de geestelijke opvoeding van kinderen en aan de geestelijke bekrachtiging van de jeugd helpt de jongere generaties de grondslagen te leggen voor een nobel karakter, hen te behoeden voor de smet van vooroordelen en hun ontluikende krachten te richten op dienstbaarheid aan de samenleving. Door uw aandacht voor het gezin wordt deze fundamentele eenheid van de samenleving omgevormd tot een omgeving waar jonge mensen de geest van eenheid kunnen inademen en zich kunnen onthouden van alle neigingen die verdeeldheid in de hand werken. Uw inspanningen om capaciteit op te bouwen voor het toepassen van geestelijke principes en wetenschappelijke kennis op de verbetering van sociale en economische omstandigheden helpen bevolkingsgroepen om economische onrechtvaardigheid aan te pakken door eensgezinde actie en zonder hun toevlucht te nemen tot conflict. Uw bijdragen op meerdere plaatsen waar gesprekken over diverse maatschappelijke problemen plaatsvinden, versterken het collectieve vermogen tot verheven dialoog en helpen diverse actoren tot eenheid van denken en handelen te komen door gebruik te maken van inzichten uit de Bahá’í-leringen en -ervaringen. De centrale rol die u toekent aan consultatie vergroot de capaciteit voor collectief onderzoek naar de waarheid, bevrijdt besluitvormingsprocessen van strijd en vijandige neigingen, en stelt mensen met verschillende achtergronden in staat verschillen te overstijgen en perspectieven te harmoniseren. De electorale en bestuurlijke processen die u bevordert, geven vorm aan gedachten en gedragingen die leiderschap en bestuur bevrijden van eigenbelang en de daarmee gepaard gaande corruptie. Door te streven naar een bredere basis voor deelname aan alle aspecten van het leven van uw gemeenschappen, cultiveert u omstandigheden waarin mensen uit verschillende sociale groepen hun gemeenschappelijk menszijn eren, hun wederzijdse belangen erkennen en hun gezamenlijke toekomst voor ogen hebben. Een dergelijke deelname versterkt de sociale banden als zielen zij aan zij dienen voor de verbetering van de samenleving. Of het nu groot of klein is, uw inspanningen om een gemeenschap op te bouwen zijn erop gericht de kern en het patroon van een nieuwe wereldorde op te bouwen door het soort relaties tot stand te brengen waartoe Bahá’u’lláh oproept. En onder allen die samen werken ontstaat een taal die iedereen verheft en niemand belastert, een taal met de kracht om harten te binden met de onverbrekelijke band van liefde en de kracht om geesten te verenigen in het gezamenlijke streven naar een samenleving die werkelijk kan zijn als een tuin die vol staat met bloemen in elke vorm, elke kleur en elke geur. Op al deze manieren creëert u nieuwe gemeenschappen die als model kunnen dienen en relaties die u in staat stellen als zuurdesem te fungeren in het leven van uw land.
    *
  21. Geliefde vrienden in dat grote Afrikaanse land! Wij weten dat de omstandigheden van maatschappelijk conflict waaronder u werkt soms ontwrichtend en ontmoedigend zijn. Uw broeders en zusters in vele andere landen worden ook met soortgelijke omstandigheden geconfronteerd. Hoewel het soms lijkt alsof de hoop op een werkelijk verenigde samenleving dag na dag kleiner wordt omdat conflicten die voortkomen uit vooroordelen steeds weer de kop opsteken, moet uw missie altijd helder blijven, uw vooruitzicht altijd vol vertrouwen, uw toewijding altijd standvastig. U bezit de middelen om duizenden en duizenden harten te verenigen. U die het lied van eenheid in verscheidenheid aanheft, moet in woord en daad de belichaming ervan zijn. Als uw handelingen de tendensen weerspiegelen die wijdverbreid zijn in de maatschappij, als u de grondslagen van uw geloof verwaarloost, wat blijft er dan over? Dan heeft het zout zijn smaak verloren. Zet alle obstakels, mentaal en anderszins, opzij en bezorg zo een liefhebbende Heer gedurende deze negen jaar een ware overwinning voor het één-zijn van de mensheid.
  22. Tot slot richten we ons nu tot de jongeren: De toekomst ligt in uw handen. Vergis u niet, u bouwt een bouwwerk dat een toevluchtsoord zal zijn voor uw volkeren op de fundamenten die uw moeders en uw vaders hebben gelegd. Verdere vooruitgang zal afhangen van uw toewijding aan het opbouwen van ware eenheid en van de mate waarin u het in de praktijk brengen van de door Bahá’u’lláh opgelegde geestelijke disciplines, die u helpen de spiegels van uw hart te polijsten om de eigenschappen van God te weerspiegelen, versterkt. Wij hopen dat u onder elkaar duurzame geestelijke banden zult kweken die de krachten van vooroordelen weerstaan. Laat het voorbeeld van ‘Abdu’l-Bahá uw gids zijn, hoe Hij Zijn leven leidde als een dagelijks offer voor de zaak van het één-zijn van de mensheid, hoe Hij met onbaatzuchtige liefde alle mensen omarmde die Zijn pad kruisten, hoe Hij in elke ziel het beeld van een liefhebbende God zag weerspiegeld. Zo moet ook u al uw landgenoten zien. “In dit verlichte tijdperk”, verklaarde Hij, “wordt het één-zijn van de mensenwereld bevestigd. Iedere ziel die dit één-zijn dient, zal ongetwijfeld geholpen en bekrachtigd worden.” Wij koesteren de hoop dat u in uw pogingen om levenspartners te vinden elke invloed om etniciteit voorrang te geven zult weerstaan, dat u huizen zult bouwen waarin elke ziel welkom is, en dat u kinderen zult grootbrengen die voorvechters van eenheid zullen worden. Wij vertrouwen erop dat u in het leven van uw natie zult schitteren als weldoeners van allen, als dienaren van allen, als verenigers van allen. Laat uw daden het volgende hoofdstuk van de geschiedenis van uw land schrijven, een hoofdstuk dat vrij is van vooroordeel en conflict. Zo zullen uw volkeren, elk als een krachtige zijrivier, stromen in één machtige rivier, waarvan het stromende water zal uitmonden in de oceaan van één menselijke familie.
  23. Wij zullen de Gezegende Schoonheid op de Heilige Drempel van Zijn Graftombe smeken dat Hij de volkeren van uw zo gekoesterde natie steeds steviger in liefde mag binden.[getekend: Het Universele Huis van Gerechtigheid]