Inhoud
Uit de Geschriften van Bahá’u’lláh 3
Uit de Geschriften van ‘Abdu’l-Bahá 4
Uit toespraken van ‘Abdu’l-Bahá 5
Uit brieven, geschreven namens Shoghi Effendi 8
Literatuuropgave 10
Uit de Geschriften van Bahá’u’lláh
Zing, o Mijn dienaar, de verzen Gods welke gij hebt ontvangen, gelijk aangeheven door hen die Hem nabij zijn, opdat de zoetheid van uw melodie uw eigen ziel mag doen ontbranden en het hart aller mensen mag aantrekken.
(Bahá’í-gebeden, woorden vooraf) [1]
Wij hebben u toegestaan naar muziek en zang te luisteren. Waakt er evenwel voor dat u door ernaar te luisteren de grenzen der welvoeglijkheid en waardigheid niet overschrijdt. Laat uw vreugde de vreugde zijn die voortkomt uit Mijn Grootste Naam, een Naam die het hart met verrukking vervult en de geest van allen die God zijn genaderd in vervoering brengt. Wij hebben waarlijk muziek tot een ladder voor uw ziel gemaakt, een middel waardoor de ziel kan opstijgen naar het rijk in den hoge; maakt de muziek derhalve niet tot vleugels voor zelfzucht en hartstocht. Waarlijk, Wij hebben er een afkeer van te zien dat u tot de dwazen wordt gerekend.
(Bahá’u’lláh in De Kitáb-i-Aqdas, het Heiligste Boek, K51) [2]
Gezegend is hij die, bij het aanbreken van de dag, met zijn gedachten op God gericht, Hem gedenkend en Hem om vergeving smekend, zijn schreden richt naar de Mashriqu’l-Adhkár en, wanneer hij er binnentreedt zwijgend plaats neemt om te luisteren naar de verzen van God, de Soevereine, de Machtige, de Alomgeprezene. Zeg: de Mashriqu’l-Adhkár is ieder gebouw dat in steden en dorpen is opgericht ter verkondiging van Mijn glorie. Met deze naam is het aangeduid voor de troon van heerlijkheid, zo gij behoort tot hen die begrijpen.
Zij die de verzen van de Albarmhartige op zeer welluidende toon reciteren zullen daarin datgene waarnemen wat nimmer met de soevereiniteit van hemel en aarde kan worden vergeleken. Uit die verzen zullen zij de goddelijke geur van Mijn werelden inademen – werelden die heden ten dage niemand kan waarnemen behalve zij die met inzicht zijn begiftigd door deze verheven, deze prachtige Openbaring. Zeg: Door deze verzen worden harten die zuiver zijn, aangetrokken tot die geestelijke werelden die niet in woorden uitgedrukt kunnen worden en waarop evenmin kan worden gezinspeeld. Gezegend zijn zij die luisteren.
(Bahá’u’lláh in De Kitáb-i-Aqdas, het Heiligste Boek, K115-K116) [3]
Leer uw kinderen de verzen die zijn geopenbaard vanuit de hemel van majesteit en macht, opdat zij met de welluidendste klanken de Tafelen van de Albarmhartige kunnen reciteren in de nissen van de Mashriqu’l-Adhkárs. Al wie in vervoering is gebracht door de verrukking die voortkomt uit de verheerlijking van Mijn Naam, de Meedogendste, zal de verzen Gods op zulk een wijze reciteren dat het hart van hen die nog in sluimer verzonken zijn bekoord wordt. Wel gaat het hem die met volle teugen de Mystieke Wijn van eeuwig leven heeft gedronken uit de woorden van zijn barmhartige Heer in Mijn Naam – een Naam waardoor elke imposante en majestueuze berg tot stof verpulverd is.
(Bahá’u’lláh in De Kitáb-i-Aqdas, het Heiligste Boek, K150) [4]
Uit de Geschriften van ‘Abdu’l-Bahá
Dit wonderbaarlijke tijdperk heeft de sluiers van het bijgeloof vaneengescheurd en de vooroordelen van de mensen in het Oosten veroordeeld.
In sommige landen van het Oosten werd muziek niet toegestaan, maar het zichtbaar geworden Licht, Bahá’u’lláh, heeft in deze glorieuze tijd in Heilige Tafelen geopenbaard dat zang en muziek het geestelijk voedsel van hart en ziel zijn. In deze beschikking is muziek één van de kunsten die hoogst geprezen wordt en die beschouwd wordt als de bron van de verheffing van bedroefde en moedeloze harten.
Zet daarom de verzen en de goddelijke woorden op muziek, zodat ze gezongen kunnen worden met een zielvervoerende melodie in de Raden en bijeenkomsten, en opdat het hart van de luisteraars wordt geroerd en opstijgt in smeekbede en gebed naar het Koninkrijk van Abhá.
(Bahá’í World Faith: Selected Writings of Bahá’u’lláh and ‘Abdu’l-Bahá,
blz. 378) [5]
Dank God dat gij onderricht zijt in muziek en zang en met een mooie stem zingt ter verheerlijking en lof van de Eeuwige, de Levende. Ik bid God dat gij deze gave moogt aanwenden voor het zingen van gebeden en smeekbeden, opdat de zielen tot leven gewekt mogen worden, de harten mogen worden aangetrokken en allen mogen ontvlammen door het vuur van de liefde van God.
(Tablets of Abdul-Baha Abbas, deel 3, blz. 512) [6]
…ofschoon geluiden slechts luchttrillingen zijn die de gehoorzenuw raken, en deze trillingen slechts toevallige verschijnselen zijn die worden meegevoerd door de lucht, zie hoe ze niettemin het hart beroeren. Een wonderschone melodie is als vleugels voor de geest, en doet de ziel trillen van blijdschap!
(Bahá’í World Faith: Selected Writings of Bahá’u’lláh and ‘Abdu’l-Bahá,
blz. 334) [7]
Er heerste de grootste vreugde, want God zij geloofd! de vrienden van de Barmhartige verbleven die dag enige tijd zingend van vreugde op het land van de Mashriqu’l-Adhkár en gedachten de Heer van het Lied met de grootste blijdschap…
Ik koester de hoop dat tijdens de komende Riḍván er op het land van de Mashriqu’l-Adhkár een groot feest zal worden gevierd en een geestelijke herdenking wordt voorbereid en dat de melodieën van de viool en de mandoline en liederen tot eer en lof van de Heer der Heerscharen het gehele gehoor zullen verblijden en in vervoering zullen brengen.
(Tablets of Abdul-Baha Abbas, deel 1) [8]
O dienares van God! Zing met prachtige melodieën in de bijeenkomsten van de dienaressen, tot verheerlijking en lof van uw Verhevenste Heer.
(Tablets of Abdul-Baha Abbas, deel 1, blz. 65) [9]
O gij die zijt aangetrokken door het Koninkrijk! Voltooi uw studie in de muziekkunst en offer uzelf naar vermogen op aan de Heer van het Koninkrijk.
(Tablets of Abdul-Baha Abbas, deel 3, blz. 671) [10]
…een muzikale en melodieuze stem schenkt leven aan een bekoord hart, maar verlokt die zielen die zijn verstrikt in hartstocht en verlangen tot wellust.
(The Divine Art of Living, blz. 100) [11]
O dienaar van Bahá! Aan de Drempel van de Almachtige wordt muziek als een lovenswaardige wetenschap beschouwd, opdat u de verzen in grote bijeenkomsten en in grote groepen prachtig en welluidend mag zingen en in de Mashriqu’l-Adhkár zulke lofzangen mag aanheffen dat ze de Schare in den Hoge in verrukking brengen. Zie op grond hiervan hoezeer de muziekkunst wordt bewonderd en geprezen. Tracht, als het kan, geestelijke melodieën, gezangen en liederen te zingen en de aardse muziek in harmonie met de hemelse melodie te brengen. Dan zult u bemerken welk een grote invloed muziek heeft en welk een hemelse vreugde en hemels leven ze schenkt. Hef zo’n melodie en lied aan dat de nachtegalen van goddelijke mysteriën erdoor met vreugde en verrukking worden vervuld.
(Uit een niet-gepubliceerde Tafel) [12]
Uit de toespraken van ‘Abdu’l-Bahá
Wat is dit een wonderbaarlijke bijeenkomst! Wat is dit een wonderbaarlijke bijeenkomst! Dit zijn de kinderen van het Koninkrijk. Het lied waar we zojuist naar ge-luisterd hebben had een prachtige melodie en een prachtige tekst. De muziekkunst is goddelijk en indrukwekkend. Ze is het voedsel voor de ziel en de geest. Door de kracht en charme van muziek wordt de geest van de mens in vervoering gebracht. Ze heeft een wonderbaarlijke invloed en uitwerking op het hart van kinderen, want hun hart is zuiver en melodieën hebben grote invloed op hen. De sluimerende talenten waarmee het hart van deze kinderen is begiftigd zullen door de kunstvorm muziek tot uitdrukking komen. Daarom moet u zich inspannen om hen te bekwamen, leer hen voortreffelijk en op indrukwekkende wijze te zingen. Het is de plicht van ieder kind iets van muziek te weten, want zonder kennis van deze kunst kan men niet op de juiste wijze van de melo-dieën en stemmen genieten. Het is eveneens noodzakelijk dat de scholen muziekonderricht geven opdat de ziel en het hart van de leerlingen tot leven gewekt en verblijd worden en hun leven straalt van vreugde.
(The Promulgation of Universal Peace: Talks by ‘Abdu’l-Bahá during His Visit to the United States and Canada, blz. 52) [13]
Muziek is een van de belangrijke kunsten. Ze heeft een grote invloed op de geest van de mens. Muziekklanken zijn bepaalde verschijnselen die een toevallige eigenschap bij etherische trillingen blijken te zijn, want stemgeluid is niets anders dan de weergave van trillingen die, als ze het trommelvlies bereiken, de gehoorzenuwen raken. Muziekklanken zijn dus die speciale effecten die door trillingen veroorzaakt worden. Ze hebben evenwel een uiterst doordringende invloed op de geest. Hoewel muziek een materiële aangelegenheid is, is het enorme effect ervan geestelijk, en de grootste verbondenheid ervan is met het rijk van de geest. Als iemand een toespraak wil houden, zal deze effectiever blijken na welluidende muziek. De oude Grieken en Perzische filosofen hadden de gewoonte om hun toespraken op de volgende manier te houden: Eerst speelden ze welluidende muziek, en wanneer hun publiek een zekere ontvankelijkheid had bereikt, lieten ze meteen hun instrument staan en begonnen met hun toespraak. Onder de meest gerenommeerde musici van Perzië was er één, genaamd Barbod, die, telkens wanneer een grote kwestie was bepleit aan het hof van de koning en het ministerie er niet in was geslaagd om de koning te overtuigen, de zaak onmiddellijk aan Barbod werd voorgelegd, waarop hij met zijn instrument naar het hof ging, de meest passende en ontroerende muziek speelde en het doel meteen werd bereikt, omdat de koning onmiddellijk werd geraakt door de ontroerende muzikale melodieën, bepaalde gevoelens van vrijgevigheid in zijn hart werden opgewekt en hij toegaf. U kunt dit proberen: als u iets heel graag wilt en u wilt uw doel bereiken, tracht dat te doen bij een groot gehoor nadat een mooie solo ten gehore is gebracht, maar het moet wel zijn bij een publiek waarop muziek uitwerking heeft, want er zijn sommige mensen die zijn als een steen, en op stenen kan muziek geen uitwerking hebben.
Muziek is een belangrijk middel voor de educatie en ontwikkeling van de mensheid, maar de ene ware weg is door de Leringen van God. Muziek is als dit glas, dat bij voorkeur zuiver en gepolijst is. Het is precies als deze zuivere kelk die hier voor ons staat en de Leringen van God, de uitingen van God, zijn als het water. Als het glas of de kelk helemaal schoon en helder is en het water ook volmaakt fris en helder is, dan zal het Leven schenken; daarom maken de leringen van God, hetzij in de vorm van lofzangen of gebeden, als ze melodieus worden gezongen de diepste indruk.
Om deze reden zong David in melodieuze tonen de Psalmen in het Heilige der Heiligen in Jeruzalem. In dit Geloof is de muziekkunst van het allergrootste belang. Toen de Gezegende Schoonheid pas in de kazerne (‘Akká) aangekomen was, sprak Hij herhaaldelijk deze woorden: “Als er onder de naaste volgelingen enkelen waren geweest die een of ander muziekinstrument hadden kunnen bespelen, bijv. de fluit of de harp, of hadden kunnen zingen, zou dat iedereen bekoord hebben.” Kortom, muziek heeft een belangrijke rol in de relaties of uiterlijke en innerlijke hoedanigheden en eigenschappen van de mens, want ze is de bezieler of drijfkracht voor zowel de geestelijke als de materiële ontvankelijkheid. Wat is ze een drijfkracht in alle gevoelens van liefde! Als de mens verbonden is met de Liefde Gods, heeft muziek een grote uitwerking op hem.
(“Table Talk”, ‘Akká, juli 1909, aangehaald in Herald of the South, 13 januari 1933, blz. 2-3) [14]
Stemgeluid is het trillen van de lucht en is als de golven van de zee. De stem wordt gevormd met behulp van de lippen, keel, tanden, tong, enz. Deze veroorzaken een golving in de lucht, en deze golf bereikt de gehoorzenuw, en werkt er op in. Dat is de stem. Alles wat zuiver is, is te waarderen. Bijvoorbeeld: zuiver water is te waarderen, zuivere lucht is in hoge mate te waarderen. Daar alle zuivere dingen te waarderen en welgevallig zijn, is een zuivere stem zeer te waarderen en de oorzaak van grote vreugde.
Er zijn twee soorten stemmen. De ene geeft een gaaf geluid omdat het gehele instrument volkomen gaaf is. In het andere geval, als het instrument geschonden is, beïnvloedt dat de stem op een dergelijke wijze dat deze allesbehalve aangenaam klinkt. Wat we zojuist hebben gezegd heeft betrekking op het stemgeluid zelf.
Wat is muziek? Het is een combinatie van harmonieuze geluiden. Wat is poëzie? Het is een symmetrische samenstelling van woorden. Ze zijn derhalve aangenaam door harmonie en ritme. Poëzie is veel effectiever en vollediger dan proza. Deze ontroert meer, want de compositie ervan is mooier.
Als mooie muziek wordt gezongen met een prachtige stem heeft dit een grote uitwerking, want beide zijn wenselijk en aangenaam. Al deze dingen hebben in zichzelf een ordening en zijn opgezet volgens de wetten van de natuur. Daarom komen zij overeen met de orde van het bestaan als iets dat in een mal past.
Een zuivere stem past geheel in de mal van de natuur. Als de stem zuiver is, werkt dit in op het zenuwstelsel en dat beïnvloedt het hart en de geest.
In de wereld van het bestaan staan stoffelijke zaken en geestelijke werkelijkheden met elkaar in verband. Een van deze dingen is de stem die in verbinding staat met de geest, en de geest kan door dit middel in vervoering gebracht worden; want ofschoon de stem iets fysieks is, behoort ze tot de stoffelijke, natuurlijke ordeningen, en heeft daarom uitwerking.
Alle vormen die op de juiste wijze worden begrepen verblijden de geest. Melodieën zijn als water. De stem is als een bokaal. Zuiver water in een zuiver glas is aangenaam. Daarom is het aanvaardbaar. Maar zelfs als het water zuiver is, en het zit in een bokaal die dat niet is, zal deze bokaal het onaanvaardbaar maken. Daarom is een gebrekkige stem onplezierig, ook al is de muziek goed.
Kortom: hoewel melodieën behoren tot het materiële staan ze in verbinding met het geestelijke en hebben derhalve een grote uitwerking. Bepaalde melodieën brengen de geest in een gelukkige toestand, andere in een ongelukkige, weer andere zetten tot actie aan.
Al deze gevoelens kunnen worden veroorzaakt door stem en muziek, want via de zenuwen raken zij de geest en brengen deze in beweging. Muziek heeft zelfs uitwerking op dieren. Als ze bijvoorbeeld een kameel over een weg door de woestijn mee willen krijgen, maken ze enkele belletjes aan hem vast, of ze spelen op een fluit, en dit geluid verhindert hem de vermoeienis van de reis te beseffen; zijn zenuwstelsel wordt geraakt, maar zijn gedachten nemen niet toe, hij heeft slechts lichamelijke gewaarwordingen.
Wat er ook in het hart van de mens omgaat, muziek zet het in beweging en doet het ontwaken. Als een hart vol met goede gevoelens en een zuivere stem samengevoegd worden zal dat een grootse uitwerking hebben. Als er in het hart bijvoorbeeld liefde aanwezig is zal die liefde door muziek toenemen, totdat de intensiteit ervan nauwelijks meer te dragen is; maar als er slechte gedachten in het hart zijn, zoals haat, zullen die toenemen en zich vermenigvuldigen. De muziek die bijvoorbeeld in de oorlog gebruikt wordt wekt het verlangen op bloed te vergieten. De betekenis is dat muziek de gevoelens in het hart, welke die ook zijn, versterkt.
Sommige gevoelens komen bij toeval voor en sommige hebben een basis. Sommige mensen zijn bijvoorbeeld van nature vriendelijk, maar zij kunnen toevallig verstoord zijn door een woedeuitbarsting. Maar als ze muziek horen zal de ware aard weer boven komen. Muziek doet echt de werkelijke, ware aard, de oorspronkelijke essentie, ontwaken.
Met welk doel u ook naar muziek luistert, dat doel zal erdoor versterkt worden. Als er bijvoorbeeld een concert ten behoeve van de armen en ongelukkigen wordt gegeven en als u er met dat doel in uw gedachten naar toe gaat, zal de muziek uw mededogen en vrijgevigheid versterken. Om deze reden wordt er in de oorlog muziek gebruikt. En zo is het met alles wat een prikkeling van de zenuwen veroorzaakt.
(Woorden van ‘Abdu’l-Bahá, gericht tot mevrouw Mary L. Lucas, aangehaald in A Brief Account of My Visit to Acca, blz. 11-14) [15]
Uit brieven, geschreven namens Shoghi Effendi
Wat betreft het zingen van enige van de liederen die door mevrouw […] geschreven zijn, denkt hij dat het een prachtig idee zou zijn; toen mevrouw Lua Getsinger bij de familie van de Meester logeerde, zong ze deze liederen ook vaak en probeerde ze deze aan de jongste kinderen van de familie te leren.
(22 maart 1928 aan een gelovige) [16]
Hij denkt dat het vooral mooi zou zijn te zien dat kleine kinderen ze in groepsverband zingen.
(22 maart 1928 aan een gelovige) [17]
De Behoeder heeft grote waardering voor de liederen die u zo prachtig componeert. Ze behelzen beslist de werkelijkheid van het Geloof en zullen u zeker helpen de jongeren de Boodschap te brengen. Het is de muziek die ons helpt de menselijke geest te beïnvloeden; het is een belangrijk middel dat ons helpt met de ziel te communiceren. De Behoeder hoopt dat u met behulp hiervan de mensen de Boodschap zult brengen en hun hart zult aantrekken.
(15 november 1932 aan een gelovige, gepubliceerd in Bahá’í News, nr. 71, februari 1933, blz. 2) [18]
Wat betreft de belangrijkste vraag die u hebt gesteld in verband met het zingen van liederen op bahá’í-bijeenkomsten: Hij vraagt mij u te antwoorden dat hij daar in het geheel geen bezwaar in ziet. Het element muziek is ongetwijfeld een belangrijk aspect van alle bahá’í-bijeenkomsten. De Meester zelf heeft het belang ervan benadrukt. Maar de vrienden moeten hierbij, evenals bij al het andere, de grenzen van gematigdheid niet overschrijden, en moeten grote zorg betrachten het strikt geestelijke karakter van al hun bijeenkomsten te handhaven. Muziek moet tot spiritualiteit leiden, en mits het een dergelijke atmosfeer schept, kan er geen bezwaar tegen bestaan.
Er moet echter wel een heel duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen het zingen van liederen die door de gelovigen zijn gecomponeerd en het zingen van de heilige woorden.
(22 maart 1928 aan een gelovige) [19]
Met het oog op uw vraag over het gebruik van muziek bij de vieringen van het Negentiendaagsfeest, wil hij alle vrienden verzekeren dat hij een dergelijke werkwijze niet alleen goedkeurt, maar het zelfs raadzaam acht dat de gelovigen in hun bijeenkomsten gebruik maken van liederen die door bahá’ís zelf zijn gecomponeerd, en ook van die lofzangen, gedichten en liederen die op de heilige Woorden zijn gebaseerd.
(7 april 1935 aan een gelovige) [20]
Ofschoon er nu slechts het allereerste begin is van bahá’í-kunst, moeten de vrienden die vinden dat zij begaafd zijn in zulke aangelegenheden toch trachten hun gaven te ontwikkelen en te cultiveren en door hun werken, hoe onvolkomen ook, de goddelijke geest te weerspiegelen die Bahá’u’lláh in de wereld geblazen heeft.
(4 november 1937 aan een gelovige) [21]
Muziek, als een der kunsten, is een natuurlijke culturele ontwikkeling en de Behoeder denkt niet dat “bahá’í-muziek” tot ontwikkeling gebracht moet worden, net zo min als we proberen een bahá’í-school voor schilder- of schrijfkunst op te zetten. De gelovigen zijn vrij te schilderen, schrijven en componeren wat hun talent hun ingeeft. Als er muziek wordt geschreven op de heilige geschriften, zijn de vrienden vrij er gebruik van te maken, maar het moet nimmer als een vereiste worden beschouwd dergelijke muziek op bahá’í-bijeenkomsten te hebben. Hoe verder de vrienden zich verwijderd houden van iedere stereotiepe vorm des te beter, want zij moeten beseffen dat de Zaak volmaakt universeel is, en wat een prachtige aanvulling lijkt op hun manier om een Feest en dergelijke te vieren, zou in de oren van mensen van een ander land misschien als een onaangenaam geluid kunnen klinken én omgekeerd. Zo lang men muziek heeft omwille van de muziek is het in orde, maar men moet het niet als bahá’í-muziek beschouwen.
(20 juli 1946 aan een Nationale Geestelijke Raad) [22]
Tijdens de bahá’í-feesten mag gebruik worden gemaakt van instrumentale muziek.
(20 augustus 1956 aan een gelovige) [23]
Wat betreft het uitgeven van een boek met bahá’í-liederen, begrijpt u het goed dat er in deze tijd geen culturele uitdrukking bestaat die bahá’í genoemd kan worden (onderscheiden muziek, literatuur, schilderkunst, architectuur en dergelijke die de bloem van de beschaving zijn en niet aan het begin van een nieuwe Openbaring komen). Dit betekent echter niet, dat we geen bahá’í-liedjes hebben, met andere woorden liedjes geschreven door bahá’ís over bahá’í-onderwerpen.
(21 september 1957 aan een Nationale Geestelijke Raad) [24]
U moet proberen de vragen over liedjes met het revisiecomité of de Nationale Geestelijke Raad uit te werken. Een bahá’í kan liedjes schrijven waarin het Geloof genoemd wordt. Dit is geen “bahá’í-muziek”, maar muziek waarin het Geloof genoemd wordt. Dit is waarschijnlijk wat de Nationale Geestelijke Raad bedoelt.
(24 oktober 1957 aan een gelovige) [25]
Literatuuropgave
‘Abdu’l-Bahá. The Promulgation of Universal Peace: Talks Delivered by ‘Abdu’l-Bahá during His Visit to The United States and Canada in 1912, Bahá’í Publishing Trust, Wilmette, 1982, reprint 2012)
‘Abdu’l-Bahá. Tablets of Abdul-Baha Abbas, Bahá’í Publishing Committee, New York, 1909, 1915, 1916)
Bahá’u’lláh. De Kitáb-i-Aqdas, het Heiligste Boek (Den Haag: Bahá’í Uitgeverij Nederland, 1997)
Bahá’u’lláh en ‘Abdu’l-Bahá. Bahá’í World Faith (Wilmette: Bahá’í Publishing Trust, 1976)
Bahá’u’lláh, de Báb en ‘Abdu’l-Bahá. Bahá’í-gebeden (Den Haag: Bahá’í Uitgeverij Nederland, 2017)
Lucas, Mary L. A Brief Account of My Visit to Acca (Chicago: Bahai Publishing Society, 1905)
Herald of the South, een periodiek van de Nationale Geestelijke Raad van de Bahá’ís van Australië
The Divine Art of Living, a compilation of Bahá’í Writings (Wilmette: Bahá’í Publishing Trust, 1986)