HET UNIVERSELE HUIS VAN GERECHTIGHEID
27 december 2005
Aan de Conferentie van de Colleges van Raadgevers
Innig geliefde vrienden,
1. Gedurende de afgelopen viereneenhalf jaar, waarin de gelovigen over de hele wereld zich hebben ingezet voor het doel van het bevorderen van toetreding in groepen, is het steeds duidelijker geworden dat met de afronding van het huidige Vijfjarenplan een beslissend moment bereikt zal worden in de ontvouwing van de historische onderneming waaraan de gemeenschap van de Grootste Naam is begonnen. De elementen die benodigd zijn voor een gezamenlijke inspanning om de verschillende gebieden in de wereld te doordringen van de geest van Bahá’u’lláh’s Openbaring zijn uitgekristalliseerd tot een kader voor actie dat nu alleen nog maar benut hoeft te worden.
2. Onze boodschap van 26 december 1995, waardoor de bahá’í-wereld zich ging richten op een pad van intensief leren met betrekking tot de aanhoudende, snelle groei van het Geloof, beschreef in algemene termen de aard van het werk dat ondernomen moest worden om de uitdagingen die voor ons lagen het hoofd te bieden. Als eerste stap werden bahá’í-gemeenschappen aangespoord om hun inspanningen om de menselijke hulpbronnen van de Zaak te ontwikkelen te systematiseren via een netwerk van trainingsinstituten. Hoewel elke nationale gemeenschap maatregelen nam om de institutionele capaciteiten te ontwikkelen om deze essentiële functie te vervullen, was het pas aan het begin van het Vijfjarenplan dat het belang van een goed opgezet trainingsprogramma in brede kring op waarde werd geschat. De introductie van het concept ‘cluster’ maakte het de vrienden mogelijk na te denken over de versnelde groei van de gemeenschap op een hanteerbare schaal en zich die voor te stellen in termen van twee complementaire, elkaar versterkende bewegingen: de gestadige doorstroom van personen door de reeks instituutscursussen en de voortgang van clusters van het ene ontwikkelingsstadium naar het volgende. Dit beeld hielp de gelovigen om de lessen te analyseren die in het veld geleerd werden en om een gemeenschappelijke woordenschat te gebruiken om hun bevindingen duidelijk te verwoorden. Nooit eerder zijn de middelen voor het tot stand brengen van een patroon van activiteiten dat evenveel nadruk legt op de tweelingprocessen van uitbreiding en consolidatie beter begrepen. De ervaringen met intensieve groeiprogramma’s in verschillende clusters, die op basis van dit begrip zijn uitgevoerd, zijn zelfs zo consistent, dat er geen reden overblijft om te weifelen. De weg vooruit is duidelijk en tijdens Riḍván 2006 zullen wij de gelovigen oproepen om met ijzeren vastberadenheid aan de slag te gaan en met het volle vermogen van hun energie door te gaan op de koers die zo beslist is uitgezet.
3. Bij het u presenteren van de hoofdlijnen van het komende Vijfjarenplan, het onderwerp van uw beraadslagingen in deze conferentie, zullen wij een bespreking geven van wat de laatste tijd tot stand is gebracht in de bahá’í-wereld en aangeven hoe de huidige benaderingen, methoden en instrumenten meegenomen moeten worden naar de volgende fase. Wat de analyse duidelijk zichtbaar zal maken is dat de van ganser harte gegeven respons van de individuele gelovige, de gemeenschap en de instellingen op de richtlijnen die ze vijf jaar geleden ontvingen, hun vermogens tot nieuwe hoogten heeft gebracht. Het voortzetten van de ontwikkeling van deze vermogens zal essentieel blijven voor het doel van het bevorderen van het proces van toetreding in groepen, de focus van de bahá’í-wereld gedurende de laatste jaren van de eerste eeuw van het Vormende Tijdperk
Het individu
4. Het is niet zo nodig om in detail te beschrijven wat de individuele gelovige heeft bereikt, daar wij dit al hebben besproken in onze boodschap aan de bahá’ís van de wereld van 17 januari 2003. In die boodschap hebben wij het toenemende gevoel voor initiatief en vindingrijkheid benadrukt, alsook de moed en stoutmoedigheid, die karakteristiek zijn geworden voor gelovigen overal. Eigenschappen als toewijding, ijver, zelfvertrouwen en vasthoudendheid getuigen van de toegenomen bezieling van hun geloof. Wij hebben ook de rol erkend die het trainingsinstituut heeft gespeeld bij het oproepen van de ondernemingsgeest die ten grondslag ligt aan de toename in activiteit die over de hele wereld is waargenomen – de concrete uitdrukking van die bezieling.
5. De ontwikkelingen sindsdien hebben alleen maar geholpen om de doeltreffendheid verder te demonstreren van een reeks cursussen waarmee men het vermogen tot dienstbaarheid tracht op te bouwen door zich te richten op de toepassing van de geestelijke inzichten die verworven zijn door diepgaande bestudering van de Geschriften. Deelnemers worden blootgesteld aan een verzameling kennis die een reeks met elkaar verwante gewoonten, zienswijzen en eigenschappen aankweekt en worden geholpen bij het aanscherpen van bepaalde vaardigheden en vermogens die nodig zijn om daden van dienstbaarheid uit te voeren. Besprekingen die draaien om het Scheppende Woord, in de serieuze en verheffende sfeer van een leerkring, verhogen het niveau van bewustwording met betrekking tot iemands plichten ten aanzien van de Zaak en scheppen een bewustzijn van de vreugde die men ontleent aan het onderrichten van het Geloof en het dienen van de belangen ervan. De geestelijke context waarin specifieke daden worden aangegaan verleent aan deze daden betekenis. Zelfvertrouwen wordt geduldig opgebouwd terwijl de vrienden zich bezighouden met daden van dienstbaarheid die steeds ingewikkelder en veeleisender zijn. Toch is het, bovenal, vertrouwen op God dat hen kracht geeft bij hun inspanningen. Hoe overvloedig de verslagen van gelovigen die het veld van onderricht beschroomd betreden, om alleen maar te ontdekken dat zij van alle kanten bekrachtigd en gesteund worden. Omdat ze de mogelijkheden en kansen met nieuwe ogen bezien, zijn ze vanuit de eerste hand getuige van de kracht van goddelijke bijstand, terwijl ze ernaar streven om wat ze leren in praktijk te brengen en resultaten bereiken die hun verwachtingen verre te boven gaan. Dat de geest van geloof welke ontstaat uit een innige verbinding met het Woord van God een dergelijk effect heeft op de ziel is geenszins een nieuw fenomeen. Bemoedigend is dat het instituutsproces zulke grote aantallen de transformerende kracht van het Geloof helpt ervaren. Deze geestelijk verheffende invloed uit te breiden naar honderdduizenden meer moet het doel zijn van intense inspanning gedurende de komende vijf jaren.
6. Een waarneembaar resultaat van de nadruk op het opbouwen van capaciteit is een doorlopende toename in de uitoefening van persoonlijk initiatief geweest, initiatief dat vast omlijnd wordt door een begrip van de vereisten van systematische actie bij het bevorderen van het proces van toetreding in groepen. Inspanningen worden gedaan in een nederige houding van leren binnen het kader omschreven door het Plan. Als resultaat daarvan worden activiteiten die uitdrukking geven aan een verscheidenheid aan talent harmonieus samengevoegd in één voorwaartse beweging en de stagnatie veroorzaakt door eindeloze discussies over persoonlijke voorkeuren qua benadering wordt vermeden. Verbinding aan langetermijnactie neemt toe, waardoor de initiatieven, wanneer dan ook ondernomen door de gelovigen, in een context worden geplaatst.
7. Nergens is de toename van individueel initiatief duidelijker aangetoond dan op het gebied van onderricht. Of het nu in de vorm van firesides of van leerkringen is; persoonlijke inspanningen om het Geloof te onderrichten zijn onbetwistbaar duidelijk aan het toenemen. Uitgerust met vaardigheden en methoden, welke doeltreffend en voor iedereen toegankelijk zijn, en aangemoedigd door de respons die hun acties oproepen, gaan de gelovigen steeds nauwere banden aan met mensen van alle rangen en standen, en betrekken hen in serieuze gesprekken over onderwerpen van geestelijk belang. Met een groeiend spiritueel waarnemingsvermogen zijn ze in staat om ontvankelijkheid aan te voelen en de dorst naar de levenschenkende wateren van Bahá’u’lláh’s Boodschap te herkennen. Tussen al diegenen die ze ontmoeten – ouders van buurkinderen, leeftijdsgenoten op school, collega’s op het werk, oppervlakkige kennissen – zoeken ze die zielen uit met wie ze een gedeelte kunnen delen van hetgeen Hij zo genadiglijk aan de mensheid heeft geschonken. Ruimere ervaring stelt hen in staat om hun presentatie aan te passen aan de behoeften van de zoeker, waarbij ze directe onderrichtmethoden gebruiken die putten uit de Geschriften op een manier die zowel tegemoetkomend als uitnodigend is.
8. Het meest bemerkenswaardig in dit opzicht is de geest van initiatief getoond door gelovigen bij wie het bereik van hun inspanningen zich uitstrekt tot het helpen van anderen die ook het pad van dienstbaarheid proberen te betreden. Nadat zij het vermogen hebben verworven om als begeleider te dienen voor instituutscursussen, nemen ze de uitdaging aan om deelnemers te vergezellen bij hun beginpogingen om daden van dienstbaarheid te beoefenen, totdat ook zij klaar zijn om hun eigen leerkringen te beginnen en anderen te helpen om hetzelfde te doen, en zo vergroten zij het bereik van de invloed van het instituut en brengen enthousiaste zielen in contact met het Woord van God. Dit specifieke aspect van het instituutsproces, dat ertoe dient om het aantal actieve ondersteuners van het Geloof op een zichzelf voortzettende manier te vermenigvuldigen, is veelbelovend en wij hopen dat het potentieel ervan in het komende Plan gerealiseerd wordt. “Laat hem niet tevreden zijn”, zijn de woorden van de Behoeder met betrekking tot elke onderrichter van de Zaak, “totdat hij zijn geesteskind zulk een diep verlangen heeft ingegeven dat hij uit zichzelf gedreven wordt op zijn beurt op te staan om zijn krachten te wijden aan de opwekking van anderen en aan de handhaving van de wetten en beginselen die zijn neergelegd in zijn pas aangenomen Geloof.”
De gemeenschap
9. De toegenomen bezieling die het leven van de individuele gelovige kenmerkt is evenzeer duidelijk in het bahá’í-gemeenschapsleven. De mate waarin deze bezieling zich manifesteert hangt natuurlijk af van de ontwikkelingsfase van het cluster. Een cluster in een gevorderde groeifase biedt veel meer inzicht in wat bereikt kan worden dan één in een minder ontwikkelde fase, waar de vrienden nog aan het worstelen zijn met het in actie omzetten van datgene waarin het Plan voorziet. Wij moeten dan ook naar deze verder gevorderde clusters kijken bij het analyseren van wat de gemeenschap bereikt heeft, in de overtuiging dat hun ervaring door de anderen geëvenaard zal worden naarmate ook zij verdere vooruitgang boeken.
10. Bij verschillende gelegenheden hebben wij verwezen naar de samenhang die in het groeiproces gebracht wordt door het oprichten van leerkringen, meditatieve bijeenkomsten en kinderklassen. De doorlopende vermenigvuldiging van kernactiviteiten, aangedreven door het trainingsinstituut, schept een bestendig patroon van uitbreiding en consolidatie dat tegelijkertijd gestructureerd en organisch is. Naarmate zoekers zich aansluiten bij deze activiteiten en hun geloof verklaren, krijgen individuele en gezamenlijke onderrichts-inspanningen meer stuwkracht. Door de moeite die gedaan wordt om de nieuwe gelovigen deel te laten nemen aan de instituutscursussen, groeit het reservoir menselijke hulpbronnen dat vereist is om het werk voor de Zaak uit te voeren. Al deze activiteiten brengen, wanneer deze onvermoeibaar worden voortgezet in een cluster, uiteindelijk de voorwaarden tot stand die geschikt zijn voor het opstarten van een intensief groeiprogramma.
11. Wat een nauwkeurig onderzoek van clusters die op deze drempel staan bevestigt, is dat de samenhang die aldus bereikt is zich uitstrekt tot verschillende aspecten van het gemeenschapsleven. De bestudering en toepassing van de leringen wordt een allesdoordringende gewoonte en de geest van gemeenschappelijke aanbidding voortgebracht door meditatieve bijeenkomsten begint de gezamenlijke ondernemingen van de gemeenschap te doordringen. Een elegante integratie van de kunsten in verschillende activiteiten versterkt de golf van energie die de gelovigen in beweging brengt. Klassen voor de geestelijke opvoeding van kinderen en jeugd helpen de wortels van het Geloof in de plaatselijke bevolking te versterken. Zelfs een daad van dienstbaarheid zo eenvoudig als een nieuwe gelovige thuis te bezoeken, of dat nu in een dorp op de eilanden van de Stille Zuidzee of in een enorme metropool als Londen is, versterkt de band van kameraadschap die de leden van de gemeenschap samenbindt. Huisbezoeken, oorspronkelijk bedoeld als een manier om gelovigen kennis te laten maken met de beginselen van het Geloof, geven nu aanleiding tot een reeks verdiepingsactiviteiten, zowel individueel als collectief, waarbij de vrienden in de Geschriften graven en de implicaties ervan voor hun eigen leven verkennen.
12. Naarmate het geestelijk fundament van de gemeenschap op deze manier wordt versterkt, stijgt het niveau van gezamenlijk overleg, krijgen de sociale contacten tussen de vrienden nieuwe betekenis en wordt de omgang tussen hen bezield door een gevoel van een gemeenschappelijk doel. Het is dan ook geen wonder dat een studie uitgevoerd door het Internationaal Onderrichtscentrum laat zien dat in zo’n vijftig van de onderzochte gevorderde clusters de kwaliteit van het Negentiendaagsfeest verbeterd is. Andere rapporten geven aan dat bijdragen aan het Fonds toegenomen zijn naarmate het bewustzijn van de geestelijke betekenis ervan toeneemt en de noodzaak voor materiële middelen beter begrepen wordt. Reflectiebijeenkomsten op clusterniveau worden een forum voor de bespreking van behoeften en plannen, waardoor een gezamenlijke identiteit geschapen wordt en de gezamenlijke wil wordt versterkt. Waar zulke gevorderde clusters bloeien, begint de invloed die ze uitoefenen zich tot buiten de grenzen van hun gebied te verspreiden en zo regionale evenementen te verrijken, zoals zomer- en winterscholen.
13. Net als in het geval van het individu, is leren het kenmerk van deze ontwikkelingsfase van de gemeenschap. U en uw hulpraadsleden worden aangespoord om in de komende jaren alles in het werk te stellen om te verzekeren dat, in de ene na de andere cluster, het leren verweven raakt in de structuur van besluitvorming.
14. Een van uw voornaamste zorgen zal zijn het versterken van de waardering voor systematische actie, welke al verhoogd is door de successen die het gebracht heeft. Om tot een eensgezinde visie op groei te komen die gebaseerd is op een realistische inschatting van de mogelijkheden en hulpmiddelen, om strategieën te ontwikkelen die er onderbouwing aan geven, om actieplannen te bedenken en uit te voeren evenredig aan de capaciteit, om de noodzakelijke aanpassingen te maken terwijl de continuïteit gehandhaafd blijft, om voort te bouwen op hetgeen bereikt is, dit zijn enige vereisten voor systematisering die elke gemeenschap moet leren en zich eigen moet maken.
15. Evenzeer moet het verlangen en de bereidheid om bepaalde onderdelen van het gemeenschapsleven open te stellen voor het grotere publiek geïntegreerd worden in een gedragspatroon dat zielen aantrekt en hen bekrachtigt. Er is in dit opzicht veel bereikt doordat de vrienden nieuwe manieren van denken en handelen op een gezamenlijk niveau hebben aangenomen. Door grote aantallen in haar midden te verwelkomen, leert de gemeenschap de latente mogelijkheden in mensen sneller te zien en het opwerpen van kunstmatige barrières die gebaseerd zijn op vooringenomen ideeën te vermijden. Er wordt een koesterende omgeving geschapen waarin elk individu wordt aangemoedigd in zijn of haar eigen tempo vooruitgang te boeken zonder de druk van onredelijke verwachtingen. Ten grondslag aan zo’n ontwikkeling ligt een groeiend bewustzijn van de gevolgen van de universaliteit en alomvattendheid van het Geloof. Gezamenlijke actie wordt meer en meer geleid door het uitgangspunt dat de boodschap van Bahá’u’lláh royaal en zonder voorbehoud aan de mensheid gegeven moet worden. De pogingen die gedaan worden om ontvankelijke bevolkingsgroepen met de leringen van het Geloof te bereiken, zijn zeer bevredigend. Zolang meedogenloze maatschappelijke en politieke krachten doorgaan met het verdrijven van mensen uit hun vaderland en hen over de continenten heen verspreiden, zal een onwrikbare waardering voor een verscheidenheid in achtergrond en voor de kracht die dat verleent aan het geheel, van cruciaal belang blijken te zijn voor de uitbreiding en consolidatie van de gemeenschap.
16. De taak die misschien meer dan alle andere de aandacht van u en uw hulpraadsleden zal vragen, is het helpen van de gemeenschap bij het gericht houden van haar aandacht. Dit vermogen, langzaam verworven in de loop van opeenvolgende Plannen, vertegenwoordigt één van de kostbaarste bezittingen, met moeite verworven door discipline, verbondenheid en een vooruitziende blik, doordat de vrienden en hun instituten hebben geleerd het bevorderen van het proces van toetreding in groepen als enig doel na te streven. Aan de ene kant zult u merken dat het noodzakelijk is om de neiging om gerichtheid te verwarren met eenvormigheid of exclusiviteit te ontmoedigen. Om gerichtheid in stand te houden hoeven speciale behoeften en belangen niet verwaarloosd te worden, noch hoeft men essentiële activiteiten te laat vallen om ruimte te geven aan andere. Het leven van de bahá’í-gemeenschap omvat duidelijk een veelvoud aan elementen, die vorm gekregen hebben in de loop van tientallen jaren en die verder verfijnd en ontwikkeld moeten worden. Aan de andere kant, zult u elke kans willen aangrijpen om de neiging tot het stellen van prioriteiten te versterken – één die onderkent dat niet alle activiteiten in een gegeven groeifase hetzelfde belang hebben, dat sommige noodzakelijkerwijs voorrang moeten krijgen boven andere, dat zelfs de meest goedbedoelde voorstellen verstrooiing kunnen veroorzaken, energie kunnen versnipperen of vooruitgang kunnen belemmeren. Wat duidelijk erkend moet worden is dat de tijd die de vrienden beschikbaar hebben om het Geloof in elke gemeenschap te dienen niet onbeperkt is. Het is niet meer dan logisch om te verwachten dat het overwegende deel van deze beperkte hulpbron besteed wordt aan het voldoen aan de bepalingen van het Plan.
De instituten
17. Niets van wat bereikt is door het individu of de gemeenschap zou in stand gehouden kunnen worden zonder de leiding, aanmoediging en steun van de derde deelnemer aan het Plan – de instellingen van het Geloof. Het is bemoedigend te zien in welke mate de instellingen het individuele initiatief bevorderen, energie doorsluizen naar het onderrichtsterrein, de waarde van systematische actie onderstrepen, het geestelijk leven van de gemeenschap voeden en een gastvrije omgeving koesteren. Door de gemeenschap te helpen om gericht te blijven op het doel van het Plan, leren ze in praktische termen wat het betekent om eenheid van visie onder de vrienden te bewaren, technieken in te voeren die hun inspanningen vergemakkelijken en hulpbronnen toe te wijzen in overeenstemming met de prioriteiten die met wijsheid zijn gesteld. Tot deze prioriteiten behoren natuurlijk ook bepaalde activiteiten die de gespecialiseerde vaardigheden van individuen vereisen. In het bijzonder noemenswaardig in deze categorie is het werk van externe betrekkingen, dat nauwgezet gevolgd wordt door de Nationale Geestelijke Raden, en ondernemingen op het gebied van sociale en economische ontwikkeling welke bijvoorbeeld opgezet worden door op het Bahá’í-geloof geïnspireerde organisaties. Terwijl ze voorzien in dit soort behoeften, merken de instellingen dat ze steeds beter in staat zijn om de stuwkracht van de inspanningen, die geleverd wordt door het merendeel van de gelovigen, te richten op de uitvoering van de centrale taken van het Plan.
18. Bemoedigend zijn ook de vastberaden stappen die gezet worden door Nationale Geestelijke Raden, in samenwerking met de Raadgevers, om te reageren op de bestuurlijke uitdagingen die voortkomen uit de groei op grote schaal op clusterniveau. Opkomende programma’s kunnen ertoe leiden dat op één of meer door de trainingsinstituten benoemde personen een beroep gedaan wordt om het geven van cursussen in de hoofdreeks, alsook de programma’s voor kinderen en jeugd te coördineren. Ook is een clusteronderrichtscomité, benoemd door de Regional Council of door de Nationale Raad zelf, noodzakelijk voor het besturen van andere aspecten van de systematische inspanningen om versnelde uitbreiding en consolidatie te bereiken. Hulpraadsleden werken op beide fronten om veilig te stellen dat de twee bewegingen die het proces van groei zijn gaan karakteriseren ongehinderd voortgang vinden. Terwijl deze verschillende componenten in het ene na het andere cluster ingesteld worden, valt er nog veel te leren over de functies die elk van hen moet vervullen en over de onderlinge verhoudingen. Wat belangrijk is, is dat de huidige mate van flexibiliteit, die de ontwikkeling van benodigde nieuwe instrumenten mogelijk maakt, niet in gevaar wordt gebracht, zodat het coördinatieplan een reactie is op de eisen die door de groei zelf worden gesteld. Wij rekenen op u en de Nationale Raden om leiding te geven aan dit leerproces.
19. Gedurende het Plan hebben wij met de scherpste belangstelling de effecten van deze ontwikkelingen op de Plaatselijke Geestelijke Raden geobserveerd. Het doet ons plezier te merken dat er in dit opzicht twee soorten ontwikkelingen gaande zijn. In die clusters waar de meeste Plaatselijke Raden uiterst zwak waren, neemt een groeiend aantal geleidelijk hun verantwoordelijkheid op naarmate ze leren om specifieke activiteiten van het Plan in de gebieden die onder hun jurisdictie vallen te begeleiden. Tegelijkertijd laten lang gevestigde Plaatselijke Geestelijke Raden tekenen zien van toegenomen kracht doordat ze een visie van systematische groei zijn gaan omarmen – dit vaak volgend op een periode van aanpassing waarin sommigen worstelden met het begrijpen van de nieuwe werkelijkheden die gecreëerd werden op clusterniveau.
20. Wat ons vooral blij heeft gemaakt is te zien dat het groeiproces dat zich ontvouwt over de hele wereld zowel in stedelijke centra als landelijke gebieden vaart aan het krijgen is. Een belangrijke stap die in veel grote steden al in het begin van het Plan is gezet, was het verdelen van de stad in sectoren. Dit bleek van cruciaal belang voor het plannen van aanhoudende groei. Naarmate gemeenschappen zich uitbreiden is het echter niet onredelijk te verwachten dat het nodig is om steden in kleinere gebieden op te delen – uiteindelijk misschien in wijken – waarbij in elk gebied het Negentiendaagsfeest wordt gehouden. Het houden van een visie op de potentiële grootte van toekomstige gemeenschappen is essentieel voor de verdere ontwikkeling van Plaatselijk Raden. Om de aangelegenheden van gemeenschappen te besturen waarvan het ledenaantal tot duizenden zal toenemen en om het doel van “de vertrouwelingen van de Barmhartige onder de mensen” te vervullen, zullen degenen die dienen in Geestelijke Raden noodzakelijkerwijs in de komende jaren intensieve periodes van leren ondergaan. Wij zijn van plan de ontwikkeling van Plaatselijke Geestelijke Raden nauwgezet te volgen gedurende het komende Plan en, naarmate de grootte van de bahá’í-populatie en andere omstandigheden dat vragen, opdracht te geven tot een verkiezingsproces in twee fasen wat per geval zal worden bekeken, in navolging van het patroon dat in Teheran werd ontwikkeld gedurende het leiderschap van de Behoeder.
Intensieve groeiprogramma’s
21. Aanhoudende inspanning van de kant van het individu, de gemeenschap en de instellingen om het instituutsproces in een cluster te versnellen, onderwijl met bewezen technieken bijdragend aan de beweging van de ene ontwikkelingsfase naar de andere, vindt haar hoogtepunt in het opstarten van een intensief groeiprogramma. De belangrijkste vooruitgang in het leren gedurende het huidige Plan was inderdaad het resultaat van inspanningen in zo’n tweehonderd clusters bij het implementeren van dergelijke programma’s. Wij zijn ervan overtuigd dat deze kennis nu systematisch verspreid kan worden in ieder continent en tijdens Riḍván 2006 zullen wij de bahá’ís wereldwijd oproepen om, gedurende het volgende Plan, intensieve groeiprogramma’s op te starten in niet minder dan 1500 clusters.
22. Zoals het op dit moment gedacht wordt, is een intensief groeiprogramma rechttoe rechtaan, eenvoudig en doeltreffend, maar vraagt het een mate van inzet dat de vastberadenheid van de vrienden op de proef stelt. In goede overeenstemming met de visie die wij vijf jaar geleden presenteerden, worden hierbij een aantal maatregelen toegepast waarvan gebleken is dat ze onmisbaar zijn voor uitbreiding en consolidatie op grote schaal. Het bestaat uit cycli van activiteit, over het algemeen met een duur van drie maanden elk, die volgens verschillende fasen van uitbreiding, consolidatie, reflectie en planning verlopen.
23. De uitbreidingsfase, vaak een periode van twee weken, vereist het hoogste niveau van intensiteit. Het doel ervan is de kring van diegenen die belangstelling voor het Geloof hebben te vergroten, om ontvankelijke zielen te vinden en ze te onderrichten. Hoewel deze fase wat elementen van proclamatie zou kunnen inhouden, moet het niet gezien worden als een tijd om enkele evenementen te organiseren voor dit doel of een serie activiteiten te ondernemen waarbij louter informatie wordt overgebracht. De ervaring suggereert dat hoe nauwer onderrichtsbenaderingen en -methoden op één lijn staan met het vermogen dat door de bestudering van de instituutscursussen is verworven, des te lonender de resultaten zijn.
24. Plannen die voor deze fase opgesteld worden bestaan steevast uit de implementatie van zorgvuldig ontworpen onderrichtsplannen en campagnes voor huisbezoeken en firesides, vaak door het mobiliseren van onderrichtteams. Het patroon van uitbreiding dat zich ontvouwt verschilt echter van cluster tot cluster. Waar de bevolking van oudsher een hoge mate van ontvankelijkheid heeft laten zien voor het Geloof, is een snelle instroom van nieuwe gelovigen te verwachten. In één zo’n cluster bijvoorbeeld, werd het doel van het inschrijven van vijftig zielen gedurende een periode van drie weken in één plaats al de tweede dag overtroffen en besloot het team wijselijk om de uitbreidingsfase te beëindigen in afwachting van de activiteiten met betrekking tot consolidatie. Eén van de voornaamste doelen van deze volgende fase is het laten deelnemen van een deel van de nieuwe gelovigen aan het instituut-proces zodat een geschikte hoeveelheid menselijke hulpbronnen beschikbaar zal zijn voor toekomstige cycli en zo de groei in stand te houden. Degenen die niet deelnemen aan leerkringen worden gekoesterd door een reeks huisbezoeken en allen worden uitgenodigd voor meditatieve bijeenkomsten, voor de viering van het Negentiendaagsfeest en voor de viering of herdenking van Heilige Dagen en worden geleidelijk bekendgemaakt met de patronen van het gemeenschapsleven. Niet zelden geeft de consolidatiefase aanleiding tot nog meer inschrijvingen doordat familieleden en vrienden van nieuwe gelovigen het Geloof ook aanvaarden.
25. In andere clusters kan het aantal inschrijvingen gedurende de uitbreidingsfase misschien niet groot zijn, vooral in de eerste paar cycli, en is het het doel om het aantal mensen dat bereid is om deel te nemen aan de kernactiviteiten te vergroten. Dit bepaalt dan de aard van de consolidatiefase, die grotendeels bestaat uit het voeden van de belangstelling van zoekers en het begeleiden van hun spirituele zoektocht totdat ze gesterkt zijn in hun geloof. Afhankelijk van de mate waarin deze maatregelen krachtig worden uitgevoerd, kan deze fase een aanzienlijk aantal inschrijvingen opleveren. Er moet echter worden opgemerkt dat terwijl het leren vooruitgaat en er ervaring opgedaan wordt, niet alleen het vermogen om ontvankelijke zielen te onderrichten zich ontwikkelt, maar ook het vermogen om delen van de algemene bevolking met een verhoogde ontvankelijkheid te herkennen toeneemt en het totaal aantal nieuwe gelovigen neemt van cyclus tot cyclus toe.
26. Wat ook de aard van het cluster, het is strikt noodzakelijk om overal nauwgezet aandacht te besteden aan kinderen en jeugd. De zorg om de morele en geestelijke opvoeding van jonge mensen doet zich krachtig gelden in het bewustzijn van de mensheid en geen poging tot gemeenschapsopbouw kan zich veroorloven om deze zorg te negeren. Wat in het bijzonder duidelijk is geworden gedurende het huidige Vijfjarenplan is de doeltreffendheid van onderwijsprogramma’s die gericht zijn op de geestelijke bekrachtiging van de jeugd. Wanneer ze drie jaar een programma doorlopen dat hun spirituele waarneming vergroot, en ze op vijftienjarige leeftijd aangemoedigd worden om aan de hoofdreeks van instituutscursussen te beginnen, vertegenwoordigen ze een enorm reservoir aan energie en talent dat gewijd kan worden aan de vooruitgang van een geestelijke en materiële beschaving. Wij zijn zo onder de indruk van de reeds behaalde resultaten en zo dwingend is de nood, dat wij er bij alle Nationale Raden op zullen aandringen om de jeugdgroepen, gevormd door programma’s die door hun trainingsinstituten uitgevoerd zijn, te beschouwen als een vierde op zichzelf staande kernactiviteit en de vermenigvuldiging ervan op brede schaal te bevorderen.
27. Wat een sleutelrol speelt in de vooruitgang van een intensief groeiprogramma is de fase gewijd aan reflectie, waarin de lessen die in de praktijk zijn geleerd worden verwoord en worden meegenomen in de plannen voor de volgende cyclus van activiteit. Haar voornaamste onderdeel is de reflectiebijeenkomst, evenzeer een tijd voor blije viering als voor serieuze consultatie. Zorgvuldige analyse van ervaringen, liever door besprekingen waar iedereen aan deelneemt dan al te ingewikkelde uitvoerige presentaties, dient ertoe om eenheid van visie te bewaren, helderheid van denken aan te scherpen en enthousiasme te vergroten. Centraal voor zo’n analyse is het nalopen van de belangrijkste statistieken die wijzen in de richting van de volgende serie doelen die men stelt. Er worden plannen gemaakt waarbij aan de ene kant rekening gehouden wordt met de toegenomen capaciteit in termen van de menselijk hulpbronnen die beschikbaar zijn aan het eind van de cyclus om verschillende taken uit te voeren, en aan de andere kant met de toegenomen kennis met betrekking tot de ontvankelijkheid van de bevolking en de dynamiek van het onderrichten. Wanneer menselijke hulpbronnen van cyclus tot cyclus toenemen op een manier die evenredig is aan de toename van de gehele bahá’í-populatie, dan is het mogelijk om groei niet alleen in stand te houden maar ook te versnellen.
28. Om de ambitieuze doelstelling van het opzetten van 1500 van zulke intensieve groeiprogramma’s te halen, moet de bahá’í-wereld volledig putten uit de gewonnen ervaring en opgebouwde capaciteit van de afgelopen tien jaar. Na uw vertrek uit het Heilige Land zult u grondige besprekingen moeten aangaan met Nationale Geestelijke Raden en Regional Councils en tezamen een zorgvuldige inschatting moeten maken van de omstandigheden in elke nationale gemeenschap teneinde de clusters te identificeren die gerichte aandacht zullen ontvangen en om strategische plannen in kaart te brengen.
29. Uitvoering van deze plannen moet zo spoedig mogelijk na Riḍván 2006 beginnen. De ervaring met het bevorderen van de beweging van clusters van de ene fase naar de andere is nu zo wijdverbreid dat de methoden en instrumenten duidelijk zijn. Het instituutsproces moet worden versterkt zodat een vrij groot aantal vrienden de hoofdreeks van de cursussen doorlopen. Intensieve instituutscampagnes waarbij voldoende aandacht besteed wordt aan het praktijkgedeelte zullen in dit opzicht essentieel zijn. Het aantal kernactiviteiten moet gestaag verveelvoudigd worden en de reikwijdte naar de gemeenschap in de brede zin moet systematisch worden uitgebreid. Reflectiebijeenkomsten moeten regelmatig gehouden worden om de vooruitgang te bewaken, eenheid van denken te bewaren en de energie van de vrienden te mobiliseren. En plannen voor het besturen van het groeiproces moeten, al naar gelang de omstandigheden, geleidelijk aan ten uitvoer worden gebracht. Hoewel het vermogen om groei op clusterniveau te handhaven de komende jaren de meest klemmende zorg zal blijven, mag de lopende ontwikkeling van regionale en nationale structuren om de stroom van informatie en hulpbronnen van en naar het werkterrein te bevorderen niet verwaarloosd worden.
30. De steun die aan een cluster gegeven wordt door een instroom van pioniers zal net zo belangrijk zijn. Het verlangen om te pionieren ontstaat als vanzelf uit het diepste van het hart van de individuele gelovige als antwoord op de Goddelijke oproep. Wie ook zijn of haar thuis verlaat voor het onderrichten van de Zaak sluit zich aan bij de rijen van die edele zielen wier roemrijke daden in de afgelopen decennia de annalen van het bahá’í-pionierswerk verlicht hebben. Wij koesteren de hoop dat velen zich ertoe bewogen zullen voelen deze lofwaardige dienst te verrichten gedurende het volgende Plan, of dat nu aan het thuisfront of op het internationale werkterrein is, een daad die, op zichzelf, onnoemelijke zegeningen aantrekt. De instellingen zullen op hun beurt een gezond oordeel moeten betrachten om zeker te stellen dat zulke vrienden op strategische punten geplaatst worden. Prioriteit moet gegeven worden aan het vestigen van pioniers voor de korte- en langetermijn in die clusters die het middelpunt zijn van systematische aandacht, ofwel als een middel om ondernemingen te versterken om het fundament te leggen voor versnelde groei, of voor het stabiliseren van activiteitencycli die al aan de gang zijn. Het is niet onredelijk om aan te nemen dat een gezamenlijke inspanning om op kracht te bouwen zal resulteren in de uiteindelijke uitstroom van pioniers vanuit dergelijke clusters naar gebieden die voorbestemd zijn om het strijdtoneel te worden voor toekomstige veroveringen.
31. Dierbare vrienden: In de weken en maanden die voor ons liggen en gedurende het Plan, zullen u en uw hulpraadsleden een constante bron van bemoediging zijn voor de gelovigen, terwijl ze de uitdaging aangaan die ze geboden krijgen. Wij vragen u elke kans aan te grijpen om aan hen ons vertrouwen over te brengen in hun vermogen om de hindernissen die onvermijdelijk op hun weg zullen komen te overwinnen. Zij moeten de reikwijdte van wat zij, gedurende de afgelopen tien jaren dankzij de ondersteunende genade van Bahá’u’lláh, hebben bereikt, niet onderschatten. In de eerste vier jaren, hebben ze over de hele planeet de institutionele capaciteit gecreëerd om geestelijk onderwijs te geven aan steeds grotere scharen gelovigen. Voortbouwend hierop gingen ze een rigoureus leerproces aan waardoor een grote reeks van grote maar bereikbare mogelijkheden zichtbaar werd. Dat de bahá’í-wereld erin geslaagd is het aantal meditatieve bijeenkomsten gedurende de afgelopen vijf jaar zes keer te verveelvoudigen, dat de kinder- en jeugdklassen meer dan drie keer verveelvoudigd zijn gedurende dezelfde periode, dat het aantal leerkringen wereldwijd meer dan elfduizend bedraagt, dit verschaft een maat voor de buitengewone kracht waaruit de gelovigen kunnen putten bij het op de schouders nemen van de verantwoordelijkheid die aan hen is toevertrouwd.
32. Bovenal moeten de vrienden zich altijd bewust blijven van de grootheid van de geestelijke krachten die tot hun beschikking staan. Ze zijn leden van een gemeenschap “waarvan de wereldomvattende doorlopende consolidatieactiviteiten het enige integrerende proces vormt in een wereld waarvan de instellingen, zowel wereldlijk als religieus, grotendeels uit elkaar aan het vallen zijn”. Van alle mensen op de wereld, “kunnen zij alleen de Hand van de Goddelijke Verlosser die de loop ervan volgt en de lotswisselingen ervan bestuurt, te midden van de verwarring van een stormachtig tijdperk, herkennen. Alleen zij zijn zich bewust van de stille groei van dat ordelijke wereldbestuursstelsel waarvan zij zelf de stof aan het weven zijn.” Het zijn hun instellingen waarvan hen gevraagd is deze op te richten die “beschouwd zullen gaan worden als het waarmerk en de glorie van het tijdperk”. Het “opbouwproces”, waaraan zij toegewijd zijn, is “de enige hoop van een zwaarbeproefde maatschappij.” Want het wordt “aangedreven door de scheppende invloed van Gods onveranderlijk Doel en ontwikkelt zich binnen het raamwerk van het Bestuursstelsel van Zijn Geloof.” En herinner hen eraan dat zij de verlichte zielen zijn voorzien door ´Abdu´l-Bahá in zijn gebed: “Helden zijn zij, o mijn God, leid ze naar het slagveld. Gidsen zijn zij, maak dat ze met argumenten en bewijzen van zich laten horen. Geestelijke dienaren zijn zij, maak dat ze de beker aan elkaar doorgeven die overvloeit van de wijn van zekerheid. O mijn God, maak dat ze zangers zijn zingend in weelderige tuinen, maak hen tot leeuwen die in hinderlaag liggen in het struikgewas, gelijk walvissen die de onmetelijke diepte induiken.”
[Getekend: Het Universele Huis van Gerechtigheid]