HET UNIVERSELE HUIS VAN GERECHTIGHEID
9 september 2007
Aan de bahá’í-studenten aan wie in Iran hoger onderwijs wordt ontzegd
Beste bahá’í-vrienden,
- In deze moeilijke dagen vol beproevingen zijn wij in de geest bij u, ons gemoed bezwaard door de onrechtvaardigheid die u nog steeds blijft treffen. De halsstarrige houding van de Iraanse autoriteiten ten aanzien van de uitsluiting van bahá’í-studenten van hoger onderwijs is uiterst bedroevend. Het beleid werd duidelijk bekrachtigd in een onlangs bekendgemaakte mededeling van het Centrale Veiligheidsbureau van het Ministerie van Wetenschap, Onderzoek en Technologie, die als vertrouwelijk werd overgebracht aan de functionarissen van eenentachtig universiteiten in Iran, die werden opgeroepen om elke student die bahá’í blijkt te zijn weg te sturen. Het wordt nu bevestigd door de recente actie van de Onderwijs Evaluatie Organisatie die de aanvragen van ongeveer 800 bahá’ís die het nationale toelatingsexamen voor de universiteit hadden gedaan voor het komend academische jaar (2007-2008), aanmerkte als “onvolledig” en daardoor ongeldig. Deze officiële handelingen zijn teleurstellend en schandalig.
- Nog maar een paar maanden geleden werden krantenberichten over de uitzetting van bahá’í-studenten in Iran door een woordvoerder van de Iraanse afvaardiging bij de Verenigde Naties ontkend, waarbij ronduit gezegd werd dat niemand in Iran vanwege zijn of haar religie van de universiteit wordt verwijderd. Diezelfde verzekering werd door de ambassade van de Islamitische Republiek van Iran in Engeland gegeven in een schriftelijke reactie op de zorg die een Brits parlementslid had geuit over hoe de regering bahá’í-studenten behandelt. Een soortgelijke openlijke uitspraak van de Iraanse ambassade in Ethiopië verscheen daar in een krant na de publicatie van een verhaal over Iran’s verborgen plan om bahá’ís te identificeren en in het hele land hun gangen na te gaan.
- Meer dan twintig jaar lang konden bahá’í-studenten in Iran niet naar de universiteit, omdat dit voor hen alleen mogelijk was als zij hun geloof verloochenden. Toen, als resultaat van een eensgezinde wereldwijde inspanning – van regeringen, onderwijsinstellingen, non-gouvernementele organisaties en personen – waarbij over deze situatie vragen werden opgeworpen, reageerden uw regeringsvertegenwoordigers met de stellige verzekering dat de verwijzing naar religie op de formulieren niet bedoeld was om de overtuiging van de inschrijvers aan de universiteit vast te stellen, maar alleen om te vermelden in welke religie zij wensten te worden geëxamineerd.
- Dat u een dergelijke uitleg met enige scepsis heeft bekeken is begrijpelijk. Maar als een gebaar van goede wil en om een oplossing te vinden voor een kwestie die de goede naam van Iran schade brengt, aanvaardde de bahá’í-gemeenschap deze ogenschijnlijke verklaring. Eindelijk kon u de hoop koesteren dat nu voor u de weg vrij zou zijn om uw opleiding voort te zetten. Zodoende deden enkelen van u het toelatingsexamen van 2006-2007 en konden bij de universiteit worden geregistreerd. Deze hoop werd echter snel de bodem ingeslagen daar in de loop van het academisch jaar meer dan de helft van degenen die waren toegelaten werden weggestuurd, en nu hebben wij de brief van het Ministerie waarin bevestigd wordt dat het u, om geen andere reden dan het aanhangen van het Bahá’í-geloof, in uw land niet wordt toegestaan uw opleiding te vervolgen aan instellingen voor hoger onderwijs.
- Recente voorvallen roepen herinneringen op aan hartverscheurende gebeurtenissen in de geschiedenis van het Geloof, aan de wrede manieren waarop uw voorvaderen werden misleid. Het enig juiste is dat u tracht boven deze oppositie te staan met diezelfde constructieve veerkracht die kenmerkend was voor hun reactie op de valsheid van hun lasteraars. Blikkend voorbij de ellende van de moeilijkheden die hen belaagden probeerden deze heldhaftige zielen de leringen van het nieuwe Geloof om te zetten in activiteiten voor geestelijke en sociale ontwikkeling. Dit is ook uw werk. Hun doel was het weefsel van elke samenleving waarin zij zich ook mochten bevinden te vormen, te versterken en te verfijnen. En dus stichtten zij scholen waar meisjes en jongens gelijkwaardig werden onderwezen, introduceerden zij vooruitstrevende principes, bevorderden de wetenschappen, leverden belangrijke bijdragen op verschillende terreinen als landbouw, gezondheid en industrie, die allemaal aan de natie ten goede kwamen. Ook u tracht dienstbaar te zijn aan uw vaderland en bij te dragen aan een vernieuwing van de beschaving. Zij reageerden op de onmenselijkheid van hun vijanden met geduld, kalmte, berusting en tevredenheid, en kozen ervoor bedrog met waarheidlievendheid te beantwoorden en wreedheid met goedwillendheid jegens iedereen. Ook u vertoont zulke nobele eigenschappen en, vasthoudend aan dezelfde principes, logenstraft u de laster die tegen uw Geloof wordt geuit en roept daarmee bewondering op bij de rechtvaardigen.
- Deze actie van de regering om jongeren, bahá’í of anderszins, de toegang tot hoger onderwijs te verhinderen is in tegenspraak met de nobele geschiedenis van de verworvenheden van Iran. Hoe kan het worden uitgelegd aan de wereldbevolking, met name aan de jongeren, als zulke daden kunnen worden begaan in een land dat Islamitische principes zegt aan te hangen? Wat dan te zeggen van de waarde van onderwijs zoals die in voorgaande eeuwen door deze principes werd hooggehouden, dat de vestiging van beroemde studiecentra stimuleerde en in uw natie briljante geesten voortbracht die, door de bevordering van kennis, blijvende bijdragen leverden aan de kunsten en wetenschappen? Wat zal de terugslag voor de natie zijn wanneer nadenkende mensen en eminente instellingen in het buitenland, in uiterste wanhoop, het onvoorstelbaar vinden dat een Ministerie dat belast is met het bevorderen van onderwijs opdrachten geeft waardoor inwoners van het eigen land toegang tot onderwijs wordt ontzegd? Wat kan er mogelijk door de verantwoordelijke functionarissen worden gezegd over de morele gronden voor zulke beslissingen? Kan er redelijkerwijs worden aangenomen dat zij enig respect hebben voor internationale verplichtingen die Iran op zich heeft genomen ten aanzien van rechtvaardigheid en onpartijdigheid of dat zij zelfs maar een enig besef hebben van de vreze Gods?
- De pijn die u lijdt, de offers die u onophoudelijk brengt, hoe afschuwelijk de omstandigheden ook zijn, maken slechts deel uit van de verschrikkingen die miljoenen mensen in Iran en in de hele wereld in deze tijd van mondiale beroering kwellen. Dit te erkennen vermindert niet in het minst uw tegenspoed, maar het is van wezenlijk belang dat u de context ervan begrijpt. Bahá’u’lláh maakte vaak opmerkingen over de droevige toestand van de wereld. “De windvlagen van wanhoop waaien helaas uit alle richtingen, en de strijd die de mensheid verdeelt en teistert neemt met de dag toe”. “De wereld is in grote beroering, en de gemoederen van de mensen zijn in een toestand van volslagen verbijstering.”
- Als reactie op hun kwelling voelen sommigen zich gedwongen om in opstand te komen tegen hun onderdrukkers, anderen kunnen alleen maar wegvluchten, sommigen schikken zich in hun lot. Maar terwijl de meeste gekwelde volkeren van de wereld vaak het slachtoffer zijn van willekeurige krachten van onderdrukking, vooroordeel of onrecht, is voor u duidelijk waarom u lijdt, en uw reactie moet even duidelijk zijn. Overweeg enkele van de uitspraken van Bahá’u’lláh en van ‘Abdu’l-Bahá: “Houdt u niet bezig met uw eigen belangen; laat uw denken gericht zijn op hetgeen de mensheid geluk en welzijn brengt, en hart en ziel der mensen heiligt.” “Schenk geen aandacht aan afkeer en afwijzing, aan minachting, vijandigheid, onrecht: doe het omgekeerde.” “Als anderen … uw leven vergiftigen, schenk zoetheid aan hun ziel…” “Mocht iemand van u een stad binnengaan, dan dient hij een middelpunt van aantrekking te worden vanwege zijn oprechtheid, zijn betrouwbaarheid en liefde, zijn eerlijkheid en trouw, zijn waarheidlievendheid en liefdevolle vriendelijkheid jegens alle volkeren der wereld…” “Weest u de helper van elk slachtoffer van onderdrukking, de beschermer van de misdeelde.” “Laat hem iets goeds doen voor ieder die zijn pad kruist en van enig nut voor hem zijn.” “… neem het in alle oprechtheid en met zuivere bedoelingen en alleen terwille van God op u de menigten raad te geven en te vermanen en hun blik te verhelderen met dat oogwater dat kennis is.”
- Verdroeg Bahá’u’lláh Zelf niet ontberingen om Zijn Leringen te verkondigen? Stond Hij niet toe “in ketenen te worden geslagen, zodat de mensen bevrijd kunnen worden uit hun knechtschap”?
- Streef met een verlicht geweten, met een wereldomvattende visie, zonder partijdige politieke agenda en met gepast respect voor wet en orde naar de regeneratie van uw land. Trek het hart van de mensen rondom u aan door uw daden en dienstverlening, win zelfs de achting van uw gezworen vijanden, zodat u in het land van haar geboorte de onschuld mogen aantonen van uw gemeenschap en een steeds groeiende achting en aanvaarding voor haar verwerven. Denk niet dat dit slechts woorden zijn om uw teleurgestelde hart te troosten. Denk liever aan de situatie die zich heeft ontwikkeld als gevolg van de gedisciplineerde reactie op de kwelling die de Iraanse bahá’ís sinds 1979 hebben ondergaan. Heeft de manier waarop zij op onderdrukking hebben gereageerd tot nu toe niet de warme bewondering opgeroepen van steeds meer landgenoten? Uzelf te verdedigen is, natuurlijk, niet meer dan eerlijk, en elk principieel middel wordt ingezet om u tegen onderdrukking te verdedigen. Is er niet overal een actieve verdediging voor u in stelling gebracht door regeringen en non-gouvernementele organisaties, op nationale en internationale niveaus en door gerespecteerde instellingen voor hoger onderwijs? Het is duidelijk dat u niet alleen bent. Maar uw volharding moet samengaan met geduld; het benodigde geduld bij de gewoonlijk langzame processen van sociale evolutie is inderdaad pijnlijk.
- Oppositie tegen een nieuw geopenbaarde waarheid komt veel voor in de geschiedenis van de mensheid; het herhaalt zich in elk tijdperk. Maar het feit dat een idee waarvoor de tijd is aangebroken door niets kan worden overwonnen is even historisch consistent. De tijd is aangebroken voor de vrijheid van geloofsovertuiging, voor harmonie tussen wetenschap en religie, geloof en rede, voor de vooruitgang van vrouwen, voor het vrij zijn van vooroordelen van elke soort, voor wederzijds respect tussen de verschillende volkeren en naties, sterker nog, voor de eenheid van het gehele mensenras. De diepste verlangens van het Iraanse volk resoneren met de consequenties van de wereldhervormende principes die door Bahá’u’lláh werden uiteengezet.
- Dienstvaardigheid jegens anderen is de weg. Laat het uw wachtwoord zijn en ‘Abdu’l-Bahá uw voorbeeld. Net als Hem kunt u praktische manieren vinden om uw landgenoten van dienst te zijn. Streef ernaar om hand in hand, schouder aan schouder met uw landgenoten te werken bij uw inspanningen om het algemeen welzijn te bevorderen.
- Dit is voorzeker een tijd voor de moed van verlichte zielen. Zeer geliefde vrienden, wij bidden dat u tot dit nobele gezelschap gerekend moge worden.
[Getekend: Het Universele Huis van Gerechtigheid]