HET UNIVERSELE HUIS VAN GERECHTIGHEID

2 april 2010

Aan de gelovigen in de Bakermat van het Geloof

Innig geliefde vrienden,

  1. In onze brief van 24 november 2009 aan u brachten wij het onderwerp van het gezin en zijn rol in de vooruitgang van de beschaving ter sprake, en vroegen de aandacht voor de noodzaak om kinderen op te voeden die hun eigen welvaart zien als onlosmakelijk verbonden met de welvaart van anderen. Terwijl we het belang van solidariteit binnen het gezin benadrukten, met name als het verband houdt met maatschappelijke vooruitgang, maanden wij wat dit betreft tot voorzichtigheid, opdat toewijding aan gezinsbelangen geen afbreuk doet aan iemands inzet voor rechtvaardigheid en mededogen voor iedereen, of voorziet in een excuus voor het bestendigen van een kwalijke mentaliteit van ‘wij en zij’. Er zijn vele manieren waarop een gezin kan bijdragen aan het maatschappelijk leven – het kan bijvoorbeeld een belangrijke rol spelen als economische eenheid bij het verlichten van een scala aan problemen die voortkomen uit de economische ongelijkheid, zo wijd verspreid in de hedendaagse wereld.
  1. De relatieve welvaart die de bahá’ís van Iran in het verleden genoten, kan worden toegeschreven aan een cultuur die grote nadruk legt op opvoeding en studie, en waarin het ijverig en eerlijk streven naar een nuttige handel of een beroep in een geest van dienstbaarheid erkend wordt als een daad van aanbidding. De huidige maatschappelijke en economische omstandigheden in Iran, in combinatie met de in de afgelopen jaren door sommige autoriteiten zo ten onrechte aan u opgelegde beperkingen, hebben het moeilijk voor u gemaakt om toegang tot het hoger onderwijs te verkrijgen, om stabiele werkgelegenheid veilig te stellen, en om de bredere gemeenschap te dienen. Het doet ons genoegen te weten dat u er, ondanks deze hindernissen, naar streeft om de cultuur die uw gemeenschap zo heeft onderscheiden door te geven aan uw kinderen. Ongetwijfeld zal de maatschappelijke en economische ontwikkeling van uw natie, vooral onder zijn jongere generaties, een fundamentele verschuiving van perspectief nodig hebben, een die de manier waarop bepaalde essentiële begrippen worden beschouwd, verandert – het ware doel van het leven, de aard van vooruitgang, de betekenis van waar geluk en welzijn, en de plaats die materiële bezigheden behoren in te nemen in iemands persoonlijk en gezinsleven. In dit licht bieden wij in de paragrafen die volgen enkele opmerkingen over het gezin en de invloed daarvan op maatschappelijke en economische kwesties, in de hoop dat zij u zullen helpen bij het aangaan van een constructieve dialoog met uw landgenoten.
  1. Maatschappelijke rechtvaardigheid zal alleen worden bereikt wanneer ieder lid van de samenleving een bepaalde mate van materiële welvaart geniet en gepaste aandacht schenkt aan het verwerven van geestelijke eigenschappen. Vervolgens moet de oplossing voor de heersende economische moeilijkheden worden gezocht in zowel de toepassing van geestelijke principes als in de implementatie van wetenschappelijke methoden en benaderingen. Het gezin biedt een ideale omgeving waarbinnen die morele eigenschappen kunnen worden gevormd die bijdragen aan een passende kijk op materiële rijkdom en de aanwending ervan.
  1. Verwijzend naar de noden van de materiële wereld heeft Bahá’u’lláh bevestigd dat aan elk doel een middel voor zijn vervulling is toegewezen. Er kan een logische conclusie over dit fundamentele beginsel worden getrokken dat waakzaamheid geboden is bij het onderscheiden van “middelen” van “doeleinden”; anders zou, wat louter bedoeld is als instrument, gemakkelijk het doel van iemands leven kunnen worden. Het verwerven van rijkdom is er een voorbeeld van; het is aanvaardbaar en prijzenswaardig voor zover het dient als middel om hogere doeleinden te bereiken – om te voldoen aan de basisbehoeften, voor de zorg voor de vooruitgang van het gezin, voor het bevorderen van het welzijn van de samenleving, en om bij te dragen aan de totstandkoming van een wereldbeschaving. Maar om het vergaren van rijkdom tot het centrale doel van het leven te maken is ieder mens onwaardig.
  1. Een idee nauw verwant aan het bovenstaande, en goed in overeenstemming met de geest van de bahá’í-leringen, is dat het doel de middelen niet heiligt. Hoe opbouwend en nobel het doel ook mag zijn, hoe belangrijk voor iemands leven of het welzijn van iemands gezin, het moet niet worden bereikt door ongepaste middelen. Helaas zijn er onder de huidige leiders – politiek, maatschappelijk en religieus – alsook enkele bestuurders van financiële markten, directeuren van multinationale ondernemingen, leiders in de handel en industrie en gewone mensen die bezwijken voor de sociale druk en die de roep van hun geweten negerend, handelen tegen dit principe; zij rechtvaardigen alle middelen om hun doel te bereiken.
  1. ‘Abdu’l-Bahá heeft aangegeven dat de legitimiteit van rijkdom afhangt van hoe het is verworven en hoe het wordt besteed. In dit verband heeft hij verklaard: “Welstand is buitengewoon prijzenswaardig als het wordt verworven door iemands eigen inspanningen en de genade van God, in handel, landbouw, ambacht en industrie”, als de maatregelen van die persoon voor het genereren van die rijkdom dienen voor “de verrijking van het merendeel van de mensen”, en als de aldus verkregen rijkdom wordt besteed aan “filantropische doeleinden” en “het bevorderen van kennis”, voor het vestigen van scholen en industrie en de bevordering van het onderwijs, en in het algemeen voor het welzijn van de samenleving.
  1. Denk na over de betekenis van de woorden van ‘Abdu’l-Bahá, tegelijk complex en subtiel. Nog afgezien van de al schrikbarende belemmeringen voor werkgelegenheid en ondernemingen die door bepaalde fanatieke elementen op uw pad zijn gelegd, is er een groot aantal negatieve krachten, gegenereerd door het in de wereld zo wijdverbreide materialisme en door de corruptie, die weer een uitdaging vormen bij het hooghouden van de gedragscode van de bahá’ís met betrekking tot financiële zaken. Niettemin blijft u terwijl u in de voetsporen van uw geestelijke voorgangers treedt, er van harte naar streven om binnen uw gezin, met name bij uw kinderen, onversaagd het op goddelijke leiding gebaseerde standpunt ten opzichte van materiële welvaart te versterken. De jonge generatie zou er goed aan doen om de bovenstaande verklaring van ‘Abdu’l-Bahá te overdenken waarin hij de voorwaarden voor het verwerven van rijkdom baseert op noeste arbeid en de genade van God. Laat hen zorgvuldig in hun hart en geest het verschil afwegen tussen enerzijds het verwerven van rijkdom door middel van serieuze inspanning op het gebied van zoals landbouw, handel, de kunsten en industrie, en anderzijds het verkrijgen ervan zonder inspanning of door middel van oneervolle middelen. Laat hen van elk ervan de gevolgen overwegen voor de geestelijke ontwikkeling van het individu, evenals voor de vooruitgang van de samenleving, en zich afvragen welke mogelijkheden er zijn voor het genereren van inkomsten en het verwerven van rijkdom die vanuit den hoge bevestiging zullen aantrekken. Terwijl zij dit doen zal het zeker duidelijk worden dat wat Gods zegen zal aantrekken en zal zorgen voor waar geluk, zowel in deze wereld als in de volgende, de ontwikkeling is van geestelijke kwaliteiten, zoals eerlijkheid, betrouwbaarheid, vrijgevigheid, rechtvaardigheid en aandacht voor anderen, en de erkenning dat materiële middelen dienen te worden besteed aan de verbetering van de wereld.
  1. Velen zouden geredelijk erkennen dat het verwerven van rijkdom moet worden beheerst door de eisen van rechtvaardigheid, hetgeen, als principe, kan worden uitgedrukt in meerdere of mindere mate, op verschillende niveaus. Een werkgever en werknemer zijn bijvoorbeeld gebonden aan de wetten en verdragen die hun werk regelen, en ieder van hen wordt geacht zijn of haar taken eerlijk en integer uit te voeren. Echter, op een ander niveau, als de dieper liggende implicaties van rechtvaardigheid moeten worden gerealiseerd, moet rekening worden gehouden met de andere twee bovengenoemde voorwaarden voor het rechtmatig verwerven van rijkdom, en moeten in het licht daarvan de heersende normen opnieuw worden beoordeeld. Hier verdient de verhouding tussen het minimumloon en de kosten van levensonderhoud zorgvuldige evaluatie – dit vooral in het licht van de bijdrage die de werknemers leveren aan het succes van een bedrijf en hun recht, zoals opgemerkt door ‘Abdu’l-Bahá, op een billijk aandeel van de winst. De vaak niet te rechtvaardigen ruime marge tussen de productiekosten van bepaalde goederen en de prijs waartegen zij verkocht worden vereist eveneens aandacht, net als de kwestie van het genereren van rijkdom door middel van maatregelen die “een verrijking zijn van het merendeel van de bevolking”. Wat zo’n beschouwing en onderzoek ongetwijfeld heel duidelijk zal maken is dat bepaalde methodes om rijkdom te verkrijgen – waarvan er zovele het uitbuiten van anderen met zich meebrengen, het monopoliseren en de manipulatie van de markten, en de productie van goederen die geweld en immoraliteit bevorderen – onwaardig en onaanvaardbaar zijn.
  1. Vandaag de dag wordt de wereld aangevallen door een reeks vernietigende krachten. Materialisme, geworteld in het Westen, is nu verspreid naar alle windstreken van de planeet en brengt, in de naam van een sterke mondiale economie en menselijk welzijn, een cultuur van consumentisme voort. Het bevordert vakkundig en ingenieus een gewoonte om te consumeren die erop is gericht de laagste en meest egoïstische verlangens te bevredigen, en daarbij het uitgeven van de rijkdom aanmoedigt om zo het maatschappelijke conflict te verlengen en te verergeren. Welk een nutteloos en dwaas wereldbeeld! En ondertussen blijft een opkomend tij van fundamentalisme, dat met een uiterst eng begrip van religie en spiritualiteit de mensheid dreigt te overspoelen met star dogmatisme, aan kracht winnen. In zijn meest extreme vorm maakt het de oplossing van de wereldproblemen afhankelijk van het optreden van gebeurtenissen die ontleend zijn aan onlogische en bijgelovige denkbeelden. Het pretendeert deugd te handhaven, doch houdt in de praktijk onderdrukking en hebzucht in stand. Tot de betreurenswaardige resultaten van de exploitatie van zulke krachten behoren een toenemende verwarring bij de jongeren alom, een gevoel van hopeloosheid in de gelederen van degenen die de vooruitgang zouden willen aanwakkeren, en het ontstaan van talloze sociale kwalen.
  1. De sleutel tot het oplossen van deze sociale beproevingen ligt in de handen van een jeugdige generatie die overtuigd is van de edelmoedigheid van de mens; gretig op zoek naar een dieper begrip van het ware doel van het bestaan; in staat om onderscheid te maken tussen goddelijke religie en louter bijgeloof; met een heldere kijk op wetenschap en religie als twee onafhankelijke doch complementaire kennissystemen die de menselijke vooruitgang voortstuwen; bewust van en aangetrokken door de schoonheid en kracht van eenheid in verscheidenheid; overtuigd van de wetenschap dat ware glorie is te vinden in dienstbaarheid aan iemands eigen land en aan de volkeren der wereld; en zich bewust dat het verwerven van rijkdom alleen prijzenswaardig is voor zover het wordt bereikt door eerlijke middelen en besteed aan liefdadige doeleinden, voor de bevordering van kennis en gericht op het algemeen welzijn. Aldus moet onze dierbare jeugd zich voorbereiden op de enorme verantwoordelijkheden die hen te wachten staan. En daarmee zullen ze blijk geven immuun te zijn voor de sfeer van hebzucht die hen omgeeft en onwankelbaar voorwaarts gaan in het nastreven van hun verheven doelen.
  1. Wij hopen dat u, terwijl u over deze zaken met vrienden, familieleden, buren en collega’s consulteert, zult merken dat u steeds beter in staat bent om bij te dragen aan de maatschappelijke en economische ontwikkeling van uw land en aan het welzijn en de welvaart van allen. We dragen in de heilige Graftomben gebeden op voor de ontwikkeling van het nobele volk van Iran en voor het aanhoudende succes van uw inspanningen.

[Getekend: Het Universele Huis van Gerechtigheid]