HET UNIVERSELE HUIS VAN GERECHTIGHEID

1 januari 2011

Aan de bahá’ís van de wereld
Innig geliefde vrienden,

Gedurende de afgelopen vijf dagen waren de Continentale Raadgevers in conferentie tezamen in het Heilige Land, bezig met serieuze beraadslagingen, tegelijk inzichtelijk en met heldere visie, goed onderbouwd en vol vertrouwen, over de voortgang van het Goddelijke Plan. De vreugde en verwondering van deze samenkomst, die nu zijn laatste momenten ingaat, kwamen voort uit de levendige verhalen over uw talloze wapenfeiten, daden die het verbazingwekkende bereiken van het doel van het Vijfjarenplan één jaar voortijds verzekerden. Het is moeilijk in woorden uit te drukken hoeveel liefde u werd betoond in deze enkele, snel voorbijgaande dagen. Wij prijzen God dat Hij een zo talentvolle gemeenschap heeft doen opstaan en betuigen Hem dank voor het vrijmaken van uw wonderbare ontwikkelingscapaciteiten. U bent het die, ofwel door gezamenlijke inspanning of persoonlijke prestaties, de waarheden van het Geloof presenteert en zielen bijstaat om de Gezegende Schoonheid te erkennen. U bent het die, met uw tientallen duizenden, dient als begeleiders van leerkringen overal waar ontvankelijkheid wordt opgewekt. U bent het die, uzelf vergetend, zorgt voor geestelijke opvoeding voor het kind en hartelijke kameraadschap voor de jeugd. U bent het die, door mensen thuis te bezoeken en hen bij u uit te nodigen, banden van geestelijke verwantschap smeedt die een gevoel van gemeenschap kweken. U bent het die, wanneer geroepen om in de instellingen en instanties van de Zaak te dienen, anderen vergezelt en u verheugt over hun prestaties. En het zijn wij allen, wat onze bijdrage in deze onderneming ook is, die werken en verlangen, streven en smeken opdat de transformatie van de mensheid, voorzien door Bahá’u’lláh, bespoedigd moge worden.

Een nieuwe vijfjarenhorizon wenkt nu, rijk aan betekenis. De kenmerken van het Plan dat deze Ridván zal beginnen werden uiteengezet in een brief die wij hebben gericht aan de Conferentie van Raadgevers bij de openingszitting en die op dezelfde dag aan de Nationale Geestelijke Raden werd gezonden. Wij hopen dat u deze, samen met de boodschap die wij met Ridván 2010 tot u richtten, aandachtig zult kunnen bestuderen op allerlei bijeenkomsten – nationaal, regionaal of op clusterniveau, in plaatselijke gemeenschappen, in buurten en dorpen of thuis. Wij zijn er zeker van dat door middel van de consultaties over het Plan waaraan u deelneemt, uw begrip zich zal verdiepen en dat, bewust van de geestelijke krachten die u steunen, u zich zult voornemen deze mondiale onderneming tot een persoonlijk belang te maken en u net zo bezig te houden met het welzijn van de mensenfamilie als met dat van uw dierbare verwanten. Het brengt ons zeer veel vreugde dat zoveel zielen in de hele bahá’í-gemeenschap klaarstaan om zichzelf zo te onderscheiden. Maar wat ons nog meer genoegen doet is de zekere wetenschap dat in de komende vijf jaren overwinningen zullen worden behaald door jongeren en volwassenen, mannen en vrouwen, die zich mogelijk nu nog geheel onbewust zijn van de komst van Bahá’u’lláh, laat staan bekend zijn met de “gemeenschapsopbouwende kracht” van Zijn Geloof. Want u beschikt over een krachtig instrument om de massa’s der mensheid geestelijk in staat te stellen de verantwoording te nemen voor hun eigen bestemming; een instrument getemperd in de vuurproef van ervaring. U bent welbekend met de oproep van Bahá’u’lláh en heeft deze duidelijk gehoord: “Ik ben de Zon van Wijsheid en de Oceaan van Kennis. Ik bemoedig de zwakken en breng de doden weer tot leven. Ik ben het Lichtbaken dat de weg verlicht. Ik ben de koninklijke Valk op de arm van de Almachtige. Ik ontvouw de neerhangende vleugels van elke moedeloze vogel en help hem zijn vlucht te nemen.”

Onze blijvende gebeden zijn met ieder van u.

Het Universele Huis van Gerechtigheid