HET UNIVERSELE HUIS VAN GERECHTIGHEID

1 december 2019

Verzending per e-mail

Aan alle Nationale Geestelijke Raden

Beste bahá’í-vrienden,

  1. De zorgwekkende omstandigheden waarmee de volkeren van de wereld worden geconfronteerd en de aanhoudende problemen als gevolg van de verdeeldheid binnen en tussen landen waren, zoals u weet, een belangrijk thema in de boodschappen van het Universele Huis van Gerechtigheid. Bahá’ís zijn zich natuurlijk constant bewust van de toestand van de wereld. Het welzijn van de mensheid en haar vrede en rust zijn de voortdurende wens van al diegenen die de aansporing van Bahá’u’lláh, “Houdt u zich vol zorg bezig met de noden van de tijd waarin gij leeft…”, ter harte hebben genomen. Het is bovendien overduidelijk dat het verlangen van de gelovigen om bij te dragen aan de verbetering van de wereld en constructief deel te nemen aan het maatschappelijke leven op geen enkele wijze in tegenstelling staat tot hun niet-betrokkenheid bij politiek. Terwijl het bewustzijn van de ontberingen die zoveel mensen ondergaan de toewijding aan fundamentele sociale verandering versterkt, zou politieke actie van bahá’ís de energie van de gemeenschap slechts verspillen en geen verandering tot stand brengen. Verandering moet voortkomen uit de geestelijke transformatie van de samenleving. Deze concepten zijn door het Huis van Gerechtigheid verder uitgediept in zijn boodschap van 2 maart 2013 aan de bahá’ís van Iran, een boodschap die door veel gemeenschappen nuttig wordt gevonden om van tijd tot tijd opnieuw te lezen. Er is ons gevraagd een aantal aanvullende punten aan u over te brengen die in nauw verband staan met dit onderwerp. Deze brief mag met de vrienden worden gedeeld op een wijze die u het meest geschikt acht.
  2. Een opvallend symptoom van de toenemende malaise in de samenleving is de gestage neergang van het publieke discours naar toenemende rancune en vijandschap, een weerspiegeling van diepgewortelde partijpolitieke standpunten. Een veel voorkomend kenmerk van zo’n hedendaags discours is hoe politieke meningsverschillen snel ontaarden in smaad en hoon. Wat de huidige tijd echter vooral onderscheidt van vroegere tijden is hoe veel van dit discours zich afspeelt in het volle zicht van de wereld. Sociale media en aanverwante communicatiemiddelen hebben de neiging om de meeste ruchtbaarheid te geven aan al wat controversieel is, en dezelfde middelen stellen individuen in staat om in een oogwenk alles wat hun aandacht trekt op grote schaal te verspreiden en om direct of indirect hun steun voor, of verzet tegen, uiteenlopende gedachten bekend te maken. Het ongekende gemak waarmee iemand kan deelnemen aan zo’n openbaar debat en de aard van de technologie zorgen ervoor dat vluchtige beoordelingsfouten en onvoorzichtige acties makkelijker ontstaan en de effecten ervan langduriger zijn.
  3. Dit is van speciaal belang voor bahá’ís, die heel goed weten dat zij zich op grond van de beginselen van hun geloof moeten onthouden van betrokkenheid bij politieke tegenstellingen en conflicten van welke aard dan ook. “Spreek geen woord over politiek” was het advies van ‘Abdu’l-Bahá aan een gelovige, eraan toevoegend: “Maak geen melding van de koningen der aarde en de regeringen van de wereld, behalve om goed over hen te spreken.” Shoghi Effendi waarschuwde ervoor om onze visie op de Zaak niet te laten vertroebelen “door de smetten en het stof van wereldse gebeurtenissen, die, hoe betoverend ook en verstrekkend in hun directe effecten, slechts de vluchtige schaduwen zijn van een onvolmaakte wereld.” Hoewel het belang van het bewaren van afstand tot alle kwesties die politieke verdeeldheid veroorzaken goed bekend is bij de vrienden, kan hun betrokkenheid bij urgente maatschappelijke kwesties, gemotiveerd door een prijzenswaardige en oprechte wens om mensen om hen heen te helpen, hen in moeilijke situaties brengen. Een onverwachte ontwikkeling kan een onomstreden kwestie doen omslaan in een die mensen langs partijpolitieke lijnen verdeelt, en sommige van de ongezonde uitingsvormen die gemeengoed zijn in de politieke wereld kunnen in andere gebieden van discours terechtkomen. Vooral op het ongeremde terrein van de sociale media worden misstanden – zowel echte als ingebeelde – al snel uitvergroot en worden allerlei gevoelens gemakkelijk opgewekt: gerechtvaardigde verontwaardiging misschien, of een verlangen om iemands standpunt te promoten of om gezien te worden als bron van nieuwe informatie. Veel van wat als ongevaarlijk of zelfs goedbedoeld wordt gezien, vergroot bij nadere beschouwing sociale verwijdering, versterkt verschillen tussen tegengestelde groepen en bestendigt meningsverschillen, waardoor de mogelijkheden voor consensus en het zoeken naar oplossingen afnemen. Als de bijdrage van één persoon provocerend of verwerpelijk overkomt, kan een reactie daarop onbewust de publieke aandacht voor de oorspronkelijke gedachte versterken en vergroten, en de situatie verergeren. De volgelingen van de Gezegende Schoonheid moeten bewuste en gewetensvolle gebruikers zijn van elke technologie die zij besluiten te gebruiken en moeten inzicht en geestelijke discipline toepassen. Ze moeten zich in de wijze waarop ze zich uitdrukken te allen tijde laten leiden door de verheven normen van de Zaak. Bahá’u’lláh stelt vast:
  4. “Elk woord is begiftigd met een geest, daarom behoort de spreker of vertolker zijn woorden zorgvuldig over te brengen op de geschikte tijd en plaats, want de indruk die elk woord maakt is duidelijk zichtbaar en waarneembaar. Het Verheven Wezen zegt: Het ene woord kan vergeleken worden met vuur, een ander met licht, en de invloed die beide uitoefenen is zichtbaar in de wereld.”
  5. Het zal duidelijk zijn dat de regels die de vrienden in hun omgang met mensen om hen heen in acht nemen, ook hun communicatie via sociale media moeten kenmerken, soms zelfs nog nauwgezetter. Deze regels omvatten het verbod op kwaadspreken, de raad om de wereld met eigen ogen te zien en niet door de ogen van anderen, de noodzaak om de eenheid van de mensheid hoog te houden en het denken in ‘wij’ en ‘zij’ te vermijden, en de beginselen van consultatie met het noodzakelijke fatsoen dat daarmee gepaard gaat.
  6. De vrienden zullen zo nu en dan gevallen tegenkomen waarin hun medegelovigen opmerkingen hebben gemaakt of de opmerkingen van anderen hebben verspreid op manieren die onverstandig of onvoorzichtig lijken in het licht van de normen die in de Bahá’í-geschriften zijn uiteengezet. Het zou verkeerd zijn om, bij het zien van dit soort berichten, te concluderen dat dergelijk gedrag daarom als onaanvechtbaar moet worden gezien, moet worden vergoelijkt of zelfs aangemoedigd. Niet zelden hebben de bahá’í-instellingen individuen over hun acties online moeten adviseren, zij het waar mogelijk met discretie, uit respect voor de waardigheid van de personen in kwestie.
  7. Een voorbeeld van de vele gebieden waarin bovenstaande overwegingen relevant zijn, is de discussie op sociale media over zaken die Iran betreffen. Het zal duidelijk zijn dat dit een bijzonder gevoelig gebied is, en daarom moeten de vrienden in het bijzonder op hun hoede zijn. Onbezonnen uitspraken online kunnen de gelovigen in dat land in gevaar brengen of de vijanden van de zaak onbedoeld de middelen verschaffen om de bahá’ís in een verkeerd daglicht te stellen. Voor de bescherming van de zwaarbeproefde gemeenschap in Iran is strikte voorzichtigheid in dit opzicht essentieel.
  8. In dit verband heeft het Huis van Gerechtigheid ons gevraagd om een bijkomend punt over te brengen aan de Perzische gelovigen die buiten de bakermat van het geloof wonen. Het is begrijpelijk dat deze vrienden zich persoonlijk grote zorgen maken over het welzijn van hun mede-bahá’ís in Iran en over de toekomst van dat heilige land. Desondanks wordt er bij hen op aangedrongen in gedachten te houden dat, ongeacht hun land van herkomst, hun eerste verplichting de vooruitgang van het geloof in het land waar zij nu wonen zou moeten zijn. In de loop van de geschiedenis van het geloof zijn de bijdragen van de Perzische bahá’ís aan het onderrichtswerk op alle continenten te veel om op te noemen, en het verheugt het Huis van Gerechtigheid als deze vrienden hun inspanningen richten op het bevorderen van het Vijfjarenplan in de plaatsen waar zij wonen. Dit moet hun voornaamste oogmerk zijn; het streven naar een dergelijk doel zal hun geestelijke broeders en zusters in Iran vreugde brengen, en zal de offers die door deze standvastige dienaren worden gebracht op passende wijze eren.

Met liefdevolle bahá’í-groeten,

Afdeling Secretariaat

cc: Internationaal Onderrichtscentrum

Colleges van Raadgevers

Raadgevers