HET UNIVERSELE HUIS VAN GERECHTIGHEID
Riḍván 2024

Aan de bahá’ís van de wereld

Innig geliefde vrienden,

1. Twee jaar van een ontzagwekkende, negenjarige onderneming zijn voorbij gevlogen. De vrienden van God hebben de doelstellingen ervan ter harte genomen. In de hele bahá’í-wereld is er een toegenomen begrip van wat er nodig is om het proces van gemeenschapsopbouw verder uit te breiden en diepgaande sociale transformatie te bewerkstelligen. Maar met elke dag die voorbijgaat zien wij ook de toestand van de wereld wanhopiger worden en de verdeeldheid heviger. De escalerende spanningen binnen samenlevingen en tussen landen treffen mensen en plaatsen op talloze manieren.

2. Dit vraagt van elke gewetensvolle ziel een antwoord. Wij zijn ons er maar al te goed van bewust dat de gemeenschap van de Grootste Naam niet kan verwachten onaangetast te blijven door de beproevingen van de samenleving. Maar hoewel ze door deze beproevingen wordt geraakt, wordt ze er niet door in verwarring gebracht; ze is bedroefd door het lijden van de mensheid, maar er niet door verlamd. Oprechte bezorgdheid moet leiden tot aanhoudende inspanningen om gemeenschappen op te bouwen die hoop bieden in plaats van wanhoop, eenheid in plaats van conflict.

3. Shoghi Effendi heeft duidelijk beschreven hoe een proces van “toenemende verslechtering in menselijke aangelegenheden” parallel plaatsvindt met een ander proces, een proces van integratie, waardoor de “Ark van menselijke verlossing”, het “ultieme toevluchtsoord” van de samenleving, wordt opgebouwd. We verheugen ons om in elk land en in elke regio ware beoefenaars van vrede te zien die bezig zijn met het bouwen van dit toevluchtsoord. We zien het in ieder verhaal van een hart dat wordt aangestoken door de liefde van God, een gezin dat zijn huis openstelt voor nieuwe vrienden, medewerkers die de leringen van Bahá’u’lláh gebruiken om een maatschappelijk probleem aan te pakken, een gemeenschap die een cultuur van wederzijdse steun versterkt, een buurt of dorp dat leert om de acties die nodig zijn voor zijn eigen geestelijke en materiële vooruitgang in gang te zetten en vol te houden, een plaats die gezegend wordt met de totstandkoming van een nieuwe Geestelijke Raad.

4. De methoden en instrumenten van het Plan stellen iedere ziel in staat om een deel bij te dragen aan wat de mensheid in deze tijd nodig heeft. Verre van een tijdelijke balsem te bieden voor de kwalen van het moment, is de voortzetting van het Plan het middel waarmee opbouwende processen op lange termijn, zich over generaties ontvouwend, in elke samenleving in beweging worden gezet. Dit alles wijst op een dringende, onontkoombare conclusie: Er moet een aanhoudende, snelle toename zijn van het aantal mensen die hun tijd, energie en concentratie inzetten voor het welslagen van dit werk.

5. Waar anders dan in Bahá’u’lláh’s principe van het een-zijn van de mensheid kan de wereld een visie vinden die breed genoeg is om al haar verschillende elementen te verenigen? Hoe anders dan door het vertalen van die visie naar een orde die gebaseerd is op eenheid in verscheidenheid kan de wereld de maatschappelijke breuken helen die haar verdelen? Wie anders kan het zuurdesem zijn waardoor de volkeren van de wereld een nieuwe manier van leven kunnen ontdekken, een weg naar blijvende vrede? Reik dan iedereen de hand van vriendschap, van gemeenschappelijk streven, van gedeelde dienstbaarheid, van collectief leren, en ga als één lichaam vooruit.

6. We zijn ons ervan bewust hoeveel levendigheid en kracht er in elke samenleving ontstaat als haar jongeren de visie van Bahá’u’lláh bewust worden en voorvechters worden van het Plan. En dus, met wat voor immense vriendelijkheid, moed en volledig vertrouwen in God moeten bahá’í-jongeren besluiten om hun leeftijdgenoten de hand te reiken en hen bij dit werk te betrekken! Ieders beweging moet in kracht toenemen, maar de jongeren moeten een hoge vlucht nemen.

7. De vereisten van de huidige tijd mag de speciale vreugde die van dienstbaarheid uitgaat niet verduisteren. De oproep tot dienstbaarheid is een verheffende, allesomvattende oproep. Het trekt elke trouwe ziel aan, zelfs degenen die gebukt gaan onder zorgen en verplichtingen. Want in alle manieren waarop die trouwe ziel bezig is, kan een diepgewortelde toewijding en een levenslange zorg voor het welzijn van anderen ontdekt worden. Zulke kwaliteiten geven samenhang aan een leven vol veelvuldige eisen. En de allerzoetste momenten voor elk aangestoken hart zijn die welke worden doorgebracht met geestelijke zusters en broeders, zorgend voor een samenleving die geestelijke voeding nodig heeft.

8. In de Heilige Graftomben, met overvloeiende harten, danken wij Bahá’u’lláh dat Hij u heeft grootgebracht en u in Zijn wegen heeft opgeleid, en wij smeken Hem om u Zijn zegen te zenden.

[Getekend: Het Universele Huis van Gerechtigheid]